JURIDISCHE KWESTIE | De Zwolse rechtbank oordeelde in januari dat de Thorbecke Scholengemeenschap niet tekort was geschoten in haar zorgplicht jegens haar (oud)leerling Maria Mosterd en wees een vordering voor o.a. smartengeld af. Het meisje zou volgens eigen zeggen onder schooltijd in handen van een loverboy zijn gevallen.
Ze schreef daar een boek over waarvan meer dan 200.000 exemplaren zijn verkocht. In 2006 hadden moeder en dochter in een procedure bij de Landelijke Klachtencommissie nog gelijk gekregen. Hoe kan het dat de twee uitspraken zo uiteen lopen?
Voorop gesteld dient te worden dat in beide procedures uitgaan wordt van de stellingen zoals die door de betrokken partijen naar voren worden gebracht. Partijen dienen zelf hun stellingen te onderbouwen en te bewijzen. Als een stelling door een wederpartij niet wordt tegengesproken, dan wordt de stelling in beginsel als een feit beschouwd. Een belangrijk verschil tussen de twee procedures is dat de Klachtencommissie enkel toetst op de vraag of een school haar professionele zorgplicht op het gebied van goed en veilig onderwijs is nagekomen.
Haar uitspraak heeft de vorm van een advies. Bij de civiele rechter staan de vragen centraal of de school door een toerekenbare tekortkoming in de zorgplicht onrechtmatig heeft gehandeld, of er aantoonbare schade is en of er een verband bestaat tussen onrechtmatig handelen en de gestelde schade. De civiele rechter richt zich op het compenseren van een benadeelde in de geleden schade. En dat verklaart in belangrijke mate waarom de beide uitspraken zo verschillend zijn.
Bij de klachtencommissie had de vertegenwoordiger van de middelbare school geen goed verweer tegen de klachten van de moeder: de afwezigheidsregistratie deugde niet, het veiligheidsbeleid vertoonde gaten, er was nauwelijks contact geweest met de moeder over het spijbelgedrag van haar dochter. De vertegenwoordiger van de school kon het verhaal van de moeder niet ontkrachten en erkende zelfs op een aantal punten het falen van zijn school. De Klachtencommissie had met dit type verweer van de school geen andere keuze dan de klachten gegrond te verklaren.
In het kader van de civiele procedure bracht de dochter dezelfde stellingen tegen haar oude middelbare school opnieuw in. Maar deze keer had de school zich grondig voorbereid op haar verdediging. Aan de rechter werd een gedetai
lleerd overzicht overhandigd van de aan/afwezigheid van het meisje in de jaren dat ze op school zat. Daaruit bleek onder meer dat het meisje in de eerste twee jaar niet of nauwelijks gespijbeld had. En toen het meisje later wel begon te spijbelen was de moeder niet bereikbaar voor de school en werd de leerplichtambtenaar ingeschakeld. De rechtbank in Zwolle oordeelde dat de school niet onrechtmatig had gehandeld jegens de oud-leerling.
Deze casus is in een aantal opzichten leerzaam:
• Een gedegen voorbereiding van het verweer bij de Landelijke Klachtencommissie had de school voor veel onheil kunnen behoeden. Een waterdichte absentieregistratie is noodzakelijk om je als school succesvol te kunnen verdedigen tegen klachten zoals in de Zwolse loverboyaffaire. Het is van belang om die gegevens minimaal vijf jaar te bewaren.
• In de uitspraak van de rechtbank wordt benadrukt dat ouders op grond van het Burgerlijk Wetboek primair verantwoordelijk zijn voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van hun minderjarige kind.
• Scholen hebben een zorgplicht voor hun leerlingen. Dat is een inspanningsverplichting, geen resultaatsverbintenis.
M.m.v. mr. Peter Dijkmans, advocaat bij de Besturenraad