JURIDISCHE KWESTIE | De kwaliteit van het onderwijs staat vandaag de dag hoog op de agenda van de Haagse politiek en scholen die onder de maat presteren krijgen te maken met verscherpt toezicht van de Onderwijsinspectie. Dat het de overheid menens is mag ook blijken uit het feit dat scholen die herhaaldelijk tekortschieten publiekelijk te schande worden gezet. Hun namen worden gepubliceerd op de website van de inspectie.
De openlijke focus op kwaliteit is relatief nieuw en de trendbreuk is ook goed aan te geven. Die heeft zich voorgedaan in 1997 toen dagblad Trouw via de rechter bewerkstelligde dat de inspectie de gegevens over schoolprestaties aan de openbaarheid prijs moest geven.
Die ontwikkeling laat zijn sporen na in de rechtspraak, zo blijkt uit een recente uitspraak van de voorzieningenrechter in Haarlem. Bij het afwegen van verschillende belangen, zoals van de werknemers, legt voor een schoolbestuur ook het borgen van de kwaliteit van het onderwijs tegenwoordig veel gewicht in de schaal. De kwestie was de volgende. In 2006 kwam de Onderwijsinspectie na een periodiek kwaliteitsonderzoek tot een kritisch oordeel over de gang van zaken op een school voor speciaal basisonderwijs.
Twee jaar later bleek er van verbetering geen sprake te zijn, de inspectie constateerde opnieuw een reeks van belangrijke tekortkomingen. De school kreeg het predikaat zwak en de inspectie intensiveerde het toezicht. Het bestuur moest als bevoegd gezag zorgen voor een herstelplan.
In diezelfde periode dat dit speelde was de directeur tijdelijk arbeidsongeschikt geraakt, een interim-directeur werd aangesteld om de school weer op de rails te krijgen. Op advies van de bedrijfsarts begon de directeur op een gegeven moment aan een re-integratietraject op zijn eigen school, gericht op terugkeer in zijn oude functie. Maar dat leidde al gauw tot spanningen tussen de directeur enerzijds en het personeel en de interim-directeur anderzijds.
Het bestuur liet een extern adviesbureau onderzoek doen naar de interne verhoudingen en de uitkomst was zeer negatief voor de directeur. Het schoolbestuur greep in en bood de directeur een extern re-integratieproject aan. Die nam daar geen genoegen mee, want hij vond dat hij er recht op had om weer op zijn oude school aan de slag te gaan.
Kort geding
Om zijn eis kracht bij te zetten spande de directeur een kort geding aan tegen het schoolbestuur. De rechter woog het (individuele) belang van de directeur af tegen het (algemene) belang van de organisatie en de kwaliteit van het onderwijs. Weliswaar erkende de rechter dat een bestuur de verplichting heeft om er zich voor in te spannen dat een werknemer in zijn oude functie kan terugkeren, maar er kunnen zwaarwegende redenen zijn om daar niet aan te voldoen. Het bestuur had volgens de rechter voldoende aannemelijk gemaakt dat een interne re-integratie de verhouding tot het team ernstig onder druk zou zetten.
De rechter voegde eraan toe: ‘Op dit moment zou die re-integratie [van de directeur] bovendien een te zware wissel trekken op een organisatie die alle energie en aandacht moet steken in de verbetering van de organisatie en het onderwijs.’ Dit betekent dat naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet van de school kan worden gevergd dat zij thans uitvoering geeft aan de op haar rustende verplichting tot re-integratie van de directeur op de eigen [oorspronkelijke] werkplek’.