INTERVIEW | Het onderwijs is onvoldoende voorbereid op calamiteiten. Dat stelt journalist Hans Marijnissen, die een inventarisatie maakte van ernstige incidenten en met schoolleiders sprak over hun ervaringen. Zijn opmerkelijke conclusie is dat er nauwelijks uitwisseling van informatie plaatsvindt waar iedereen van kan leren. Marijnissen wil de scholen daarbij helpen.
Op 13 januari 2004 schoot een leerling van het Terra College in Den Haag in een overvolle kantine de nietsvermoedende adjunct-directeur Hans van Wieren een kogel door het hoofd. Nederland reageerde geschokt en verbijsterd. Deze geweldsuitbarsting kon echter niet als een incident worden afgedaan, vijf jaar eerder al was er een schietpartij geweest op een mbo-school in Veghel.
Voor de overheid was de gebeurtenis op het Terra College aanleiding om de veiligheid in het onderwijs bovenaan de politieke agenda te plaatsen. De afgelopen jaren zijn er vele tientallen miljoenen geïnvesteerd in beschermende maatregelen zodat ouders hun kind met een gerust hart naar school kunnen laten gaan.
Jaarlijks verschijnt er een monitor die in kaart brengt wat het effect is van het overheidsbeleid en waar de zwakke plekken zitten. En scholen moeten in de toekomst een geweldsregistratie gaan bijhouden.
Dat ernstig geweld op school geen uitzondering meer is blijkt ook uit een inventarisatie die journalist Hans Marijnissen (48) maakte op basis van berichtgeving in de media. De ongevallen en dreigingen liet hij buiten beschouwing. Hij telde zeventien zware voorvallen in de afgelopen vijf jaar, vooral steekpartijen. Drie ervan waren met dodelijke afloop. ‘Schokkend’ noemt de journalist dit aantal.
“De algemene verwachting is dat het aantal calamiteiten op scholen in ieder geval niet zal afnemen. Ondanks alle maatregelen die inmiddels zijn genomen”, aldus Marijnissen. De toename van het geweld is volgens hem veroorzaakt door de schaalvergroting in het onderwijs en de algemene maatschappelijke verruwing.
De journalist heeft zich in het onderwerp verdiept nadat hij het verzoek kreeg van een adviesorganisatie om aan schooldirecteuren uit te leggen hoe ze met de media moeten omgaan als ze geconfronteerd worden met een ingrijpend incident dat hun school plotseling in het brandpunt van de belangstelling zet. Hij merkte tot zijn verbazing dat het onderwijs nauwelijks is voorbereid op de chaos waar een school in terecht kan komen als zich een grote calamiteit voordoet. “Kennelijk denken schoolleiders: dat gebeurt bij ons niet. Maar de gebeurtenissen in de afgelopen tien jaar hebben juist laten zien dat het geen uitzonderlijke incidenten zijn. Geen enkele directeur kan nog zeggen ‘het is ons overkomen’”, zegt Marijnissen.
Quickscan
Gevoed door zijn nieuwsgierigheid maakte de journalist afgelopen zomer een quickscan onder scholen die in het verleden geconfronteerd werden met een calamiteit. Van het ene op het andere moment stonden die scholen op hun kop. Tal van journalisten meldden zich aan de schoolpoort. “Die scholen zochten geen publiciteit, het nieuws lag plotseling bloedend bij hen in de gang. Of compleet verfrommeld in een Spaanse berm”, aldus Marijnissen, met dat laatste doelend op de bus met leerlingen en docenten die tijdens een buitenlandse schoolreis uit de bocht vloog en waarbij een leerling om het leven kwam.
Marijnissen sprak langdurig en diepgaand met de betrokken leidinggevenden over de gebeurtenissen, hoe zij hebben gereageerd en wat zij hebben opgestoken van hun omgang met de media. En – opnieuw – tot zijn verbazing moest hij vaststellen dat hij de eerste was die hun verhalen op een systematische manier optekende. “Wat erg opvalt, of tegenvalt, is dat onderwijsinstellingen niet leren van de ervaringen. In Nederland vindt geen systematisch onderzoek plaats naar de ervaringen van de getroffen scholen. Er wordt helemaal niets gedaan met de zogenaamde lessons learned’.
Hoog tijd dus om daar in te voorzien, vond Marijnissen, en hij geeft nu adviezen en trainingen aan het management over hoe om te gaan met calamiteiten. Dat doet hij naast zijn baan als verslaggever bij Trouw, de krant waar hij eerder onder andere chef nieuwsdienst was. De journalist benadrukt dat hij voor zijn krant niet over onderwijs schrijft. “Mijn advieswerk en mijn journalistieke activiteiten zijn strikt gescheiden”.
Crisisprotocollen
Het beeld dat Marijnissen schetst wat er gebeurt als zich een calamiteit voordoet is dat van schoolgemeenschap die van het ene op het andere moment in opperste verwarring raakt, waar emoties hoog oplopen en het nieuws zich – mede dankzij de mobiele telefoon – als een lopend vuurtje buiten de schoolmuren verplaatst. Politie en hulpverleners trekken het gebouw binnen, met in hun kielzog hordes journalisten die liefst direct verslag doen vanaf de plek des onheils. “Crisisprotocollen en communicatieplannen blijken op dat moment afspraken die aan de vergadertafel zijn gemaakt, maar de praktijk is toch altijd weerbarstiger”, zegt Marijnissen.
Hou het hoofd koel, probeer de onvermijdelijke chaos terug te dringen
Zijn advies is eigenlijk heel simpel: hou als schoolleiding het hoofd koel, probeer de onvermijdelijke chaos zo snel mogelijk terug te dringen en hou vooral de regie in handen. “Ik pleit ervoor dat scholen heldere, eenvoudige afspraken maken over wat te doen bij calamiteiten. Laat niets aan het toeval over, maar blijf wel flexibel.” Dat is een hele toer, want de lokale autoriteiten, die hun eigen verantwoordelijkheid hebben, oefenen in zo’n situatie ook stevige druk uit, weet Marijnissen uit zijn onderzoek.
Ga als schoolleider op je strepen staan, hou zoveel mogelijk zelf het initiatief, eis je rol op, is zijn devies. Hij geeft een voorbeeld. “Na een incident op een school gaven de autoriteiten een persconferentie, waarbij de officier van justitie gebeurtenissen veel ernstiger maakte dan feitelijk het geval was geweest. Het slachtoffer zat alweer thuis op de bank. Maar de toon was gezet, de schoolleider kon dat beeld niet meer rechtzetten”.
In de mediacratie waarin we leven is adequate woordvoering uiterst belangrijk, stelt Marijnissen. “Zorg dat één man of vrouw het woord doet, dat hoeft niet per se de schoolleider te zijn. Als het maar iemand is die het goed kan verwoorden en inhoudelijk een verhaal heeft. Die liefst in enkele heldere zinnen een beeld neer kan zetten dat bij de mensen blijft hangen. Het is onverstandig om de journalisten die buiten staan te wachten, niet te woord te staan.
Vraag begrip voor het feit dat het menselijk aspect van het drama voorgaat. Stel ze een persconferentie in het vooruitzicht, later op de dag, op een locatie buiten de school. Voorkom dat journalisten bij gebrek aan informatie ongecontroleerd het gebouw binnengaan en met iedereen gaan praten”, zegt Marijnissen.
Een calamiteit kan per saldo ook een positief effect hebben, is de waarneming van de journalist. “Scholen die een crisis doormaken worden daar doorgaans beter van. Zaken die niet goed zijn worden bespreekbaar. Alle betrokkenen die ik heb gesproken zeggen dat hun organisatie in haar ontwikkeling een sprong heeft gemaakt.”
► Meer informatie: Hans Marijnissen
[Ook gepubliceerd in SBM, maart 2010]