JURIDISCHE KWESTIE | Het heeft vrij lang geduurd voordat de digitale revolutie is doorgedrongen tot het onderwijs, maar inmiddels heeft elke school in Nederland wel een eigen website, de ene nog spectaculairder dan de andere. Voor veel scholen is een gelikte website een aardig visitekaartje. En bovendien is een site reuze handig. Je kunt er mededelingen voor leerlingen en ouders op kwijt, verslagen van de medezeggenschapsraad, de schoolgids, werkstukken van leerlingen, enz. Het is dus een doeltreffend communicatiemiddel.
Maar zo’n website heeft ook een keerzijde, want de hele wereld kijkt – letterlijk – mee en daar is niet iedereen van gediend. Veel scholen zijn zich daar onvoldoende van bewust. Neem het geval van de school die een serie foto’s van het schoolkamp op haar site plaatste. Leuk voor de kinderen zelf, maar ook voor de familie thuis, die zo met eigen ogen kon zien hoe gezellig het geweest was.
Niks aan de hand, totdat een van de ouders er bezwaar tegen maakte. Ze waren not amused dat hun kinderen voor Jan en Alleman te kijk stonden op de website van de school. Ze eisten dat de foto’s zouden worden verwijderd. De directie sputterde nog wat tegen van ‘doe niet zo flauw’, maar moest uiteindelijk bakzeil halen.
Wettelijke regels
De school kan in zo´n situatie niet anders dan toegeven, zegt mr. Anne-Els Valstar, juridisch adviseur van de Besturenraad. “Dat heeft alles te maken met de wet Bescherming Persoonsgegevens waarin regels staan over het vastleggen en gebruiken van persoonsgegevens. En die regels zijn heel erg strikt, er zijn maar weinig scholen die dat beseffen. Die wet heeft bijvoorbeeld ook betrekking op foto’s van leerlingen op schoolfeesten, sportdagen of welke activiteit dan ook. Zonder uitdrukkelijke toestemming van ouders of (oudere) leerlingen mag je die foto’s niet publiceren.” Dat geldt dus ook voor de fotograaf die voor de plaatselijke krant leuke foto’s in de klas komt maken. “Niet doen zonder instemming van de ouders.”
Valstar adviseert scholen dan ook om geen foto’s op de site te plaatsen, althans niet zodanig dat leerlingen als persoon herleidbaar zijn. “Als je bijvoorbeeld een foto van sportende leerlingen hebt, zet er dan niet onder wie dat zijn.” De juridisch adviseur is er in het algemeen geen groot voorstander van dat een school zich met een gedetailleerd reglement tegen elk mogelijk onheil probeert in te dekken. Maar ze vindt het raadzaam dat scholen op situaties als deze de aandacht vestigen in de schoolgids.
Omgangsvormen onder druk
De voortschrijdende technologische ontwikkelingen zetten ook bestaande omgangsvormen onder druk. Het is een ijzeren wet dat er afstand is in de relatie docent en leerling/student, ze mag nooit vriendschappelijk op persoonlijk worden. Maar het chatten (msn) of e-mailen via internet, of het versturen van sms’jes via de mobiele telefoon, doet grenzen tussen leraar en leerling vervagen.
“Het zijn laagdrempelige manieren om te communiceren en het is heel gemakkelijk om ook buiten schooltijden contact te leggen, bijvoorbeeld over het huiswerk. Ik zou willen waarschuwen om dat als docent niet te doen. Voor je het weet maak je als docent, hoe onschuldig ook, een opmerking naar een leerling die helemaal verkeerd uitgelegd kan worden. Er zijn kwesties bekend van docenten die zijn aangeklaagd, omdat ze in hun vrije tijd met hun leerlingen communiceerden.”
Anne-Els Valstar drukt scholen dan ook op het hart om met het team af te spreken dat de (digitale) contacten alleen onder schooltijd mogen plaatsvinden. “En het is niet alleen van belang om die gedragsregel als team vast te stellen, maar ook om de boodschap goed te communiceren naar ouders en leerlingen, zodat ook zij weten wat wel en niet hoort.”
Nadere informatie is te vinden op de website School en veiligheid
[Gepubliceerd in SBM, 2007]