ACHTERGROND | De nog jonge PO-Raad heeft een belangrijk werkstuk afgeleverd. Een advies aan staatssecretaris Dijksma over de invoering van eindniveaus voor taal en rekenen. Bedoeld als ankerpunt voor leerkrachten om de prestaties van hun leerlingen te kunnen verbeteren. Maar die boodschap moet nog wel doordringen tot het klaslokaal.
Eén element uit het advies van de PO-raad aan staatssecretaris Dijksma over de invoering van referentieniveaus in het basisonderwijs trok eind december ruim de aandacht in de media. Dat was de suggestie om de Cito Eindtoets Basisonderwijs niet meer in februari af te nemen, maar in mei of juni, als afsluiting van het schooljaar in groep 8.
Daarmee zouden twee vliegen in klap geslagen worden. Het zou een eind kunnen maken aan de jaarlijks terugkerende (media)gekte om de toets en het zou kunnen leiden tot een betere benutting van de onderwijstijd in groep acht.
De indruk bestaat dat veel scholen na het afnemen van de Citotoets (of, niet te vergeten, alternatieve toetsen) het onderwijs aan de aankomende brugklassers in een lagere versnelling zetten. Zonde van de tijd, noteerde al eerder de Onderwijsraad in een rapport over de invoering van leerstandaarden. En ook de PO-Raad pleit er nu voor om die resterende maanden te gebruiken voor een goede voorbereiding op de overstap naar het voortgezet onderwijs.
Staatssecretaris Dijksma liet, toen ze het advies uit handen van PO-Raadvoorzitter Kete Kervezee ontving, blijken gecharmeerd te zijn van dat idee, maar een besluit daarover moet het veld zelf nemen. Een verschuiving naar juni heeft nogal wat consequenties en dus zal er tussen de betrokkenen (PO-Raad, VO-Raad en Cito) nog flink wat overleg nodig zijn.
Historisch
Maar de Citotoets was maar een klein onderdeeltje van het advies dat immers gaat over de invoering van referentieniveaus voor taal en rekenen, bedoeld om de basisvaardigheden te kunnen verbeteren. Het advies heeft een zekere historische betekenis omdat het vastleggen van niveaus lange tijd omstreden was.
Dat begon met de invoering van de kerndoelen, aanvankelijk heel gedetailleerd, die al lijn brachten in wat leerlingen onderwezen zou moeten worden. Maar kerndoelen zeggen nog niks over het te bereiken niveau, over hoe hoog de lat zou moeten liggen en met de invoering van referentieniveaus wordt dat nu ook duidelijk gemarkeerd.
Het advies van de PO-Raad is een vervolg op het rapport van de Expertgroep Doorlopende Leerlijnen (Commissie Meijerink) van januari 2008 waarin staat aangegeven wat de gewenste en noodzakelijke kennis en vaardigheden voor taal en rekenen zouden moeten zijn, vastgelegd in referentieniveaus.
Op verzoek van de staatssecretaris heeft de PO-Raad in zogeheten veldraadplegingen de mening van de praktijkmensen in kaart gebracht. De uitkomst van die raadpleging, die onder behoorlijk wat tijdsdruk plaatsvond, is dat de invoering van twee niveaus (fundamenteel en gewenst) voor rekenen en taal met algehele instemming wordt begroet.
►Invoering niveaus vergt cultuuromslag op school
“Wanneer referentieniveaus met een goede verantwoordelijkheidsdeling worden gebruikt, geven zij leerkrachten, schoolleiders en bestuurders houvast en focus voor het bewaken en versterken van de kwaliteit van hun onderwijs”, aldus het advies van de PO-Raad. De geraadpleegde bestuurders, schoolleiders, leerkrachten en andere deskundigen zijn ook zeer eensgezind van mening dat vooralsnog voor 75 procent van de leerlingen in groep 8 de voorgestelde niveaus reëel en dus haalbaar zijn.
Wel vindt het veld dat er nog goed gekeken moet worden naar de positie van de zorgleerlingen ten opzichte van de niveaus. Verdeeldheid was er wel over de vraag of er voor (hoog)begaafde leerlingen er een speciaal expertniveau moet komen. Het advies van de PO-Raad is dat dat niet wenselijk is.
Werk aan de winkel
De implementatie van niveaus is een ingrijpende operatie, zo benadrukt de PO-Raad. Er moet veel geïnvesteerd worden in verdere professionalisering en, vooral, moet er een cultuuromslag tot stand komen, in die zin dat scholen meer opbrengstgericht gaan denken en werken. De ervaringen van de Onderwijsinspectie geven daar ook aanleiding toe. In contacten met schoolbesturen merkten inspecteurs dat men de eigen onderwijsopbrengsten niet altijd op het netvlies heeft.
Het is bekend dat het een hele toer is om ingesleten gewoonten en opvattingen om te buigen. Er is wat dat betreft nog heel wat werk aan de winkel, zo constateert de PO-Raad, want het ‘verhaal’ van de referentieniveaus is nog nauwelijks doorgedrongen tot het klaslokaal.
Voor de doorsnee leerkracht is het kennelijk een ver-van-mijn-bedshow en moeten de referentieniveaus nog een plaats tussen de oren krijgen. Daar staat of valt uiteindelijk het succes van de cultuuromslag mee, in het klaslokaal moet het gebeuren.
Waarschijnlijk niet geheel toevallig verscheen kort voor de kerstvakantie een advies van de Onderwijsraad dat eveneens ingaat op een op opbrengsten gerichte schoolcultuur. De raad laat, mede op basis van onderzoek, zien dat het verhogen van de leeropbrengsten geen zaak is van een individuele school, maar dat samenwerking met andere partijen, waaronder ook de ouders en de leerlingen, noodzakelijk is.
[Gepubliceerd in SBM januari 2009]