DEN HAAG | NIEUWS | Het aantal jongeren dat een studie volgt aan hogeschool of universiteit groeit gestaag. Inmiddels volgt 55 procent van de jongeren in de leeftijd van 18- tot 25-jarigen een opleiding in het hoger onderwijs. Die toename is voorzien, de overheid streeft ernaar dat in 2020 minstens de helft van de beroepsbevolking hoger opgeleid is.
Dit blijkt uit cijfers van het CBS over het studiejaar 2009 – 2010. In absolute aantallen gaat het om 403.000 studenten in het hbo en 233.000 in het wo. Het ministerie van Onderwijs gaat ervan uit dat in het jaar 2019-2020 er aan de hogescholen 486.000 studenten een opleiding volgen en aan de universiteit 305.000. Anders uitgedrukt, dat zijn drie hogescholen en drie universiteiten van elk 25.000 studenten.
De verhouding jongens – meisjes is aan het kantelen. Zowel aan de hogescholen als aan de universiteiten studeren nu meer vrouwelijke dan mannelijke studenten. Ook het aandeel van allochtone studenten groeit gestaag, dat staat nu op 25 procent, maar dat is inclusief de buitenlandse studenten die hier alleen hun studie volgen.
Kwaliteit onder druk
De grote toestroom van nieuwe studenten zet de instellingen onder druk, het kost moeite om zowel de organisatorische als onderwijsinhoudelijke kwaliteit overeind te houden. Hardnekkige problemen zijn de relatief hoge uitval van studenten en de relatief lange studieduur. Na vijf jaar heeft in het hbo bijvoorbeeld ongeveer 55 procent van de studenten een bachelordiploma behaald (voor een nominale studie van vier jaar).
Het streven van de overheid om het aantal hoger opgeleiden te laten groeien, komt voort uit het akkoord van Lissabon dat de landen van de Europese Unie in het jaar 2000 hebben gesloten. Afgesproken is toen dat in 2010 Europa zou zijn uitgegroeid tot de sterkste kenniseconomie van de wereld. Die doelstelling is overigens niet gehaald.
In 2006 heeft het toenmalig kabinet in een beleidsnotitie vastgelegd dat in 2020 de Nederlandse beroepsbevolking in de leeftijd van 25 tot 44 jaar hoger opgeleid is. Ter vergelijking, rond de eeuwwisseling lag dit percentage nog op 35 procent.
[Dit bericht is ook geplaatst in de nieuwsbrief van de Besturenraad]