Beroep: onderwijs | Aflevering 2.2
COLUMN | Afgelopen week hebben we de nieuwe leerlingen ontvangen, zoals elk jaar. Ze krijgen een uitnodiging thuisgestuurd en dan worden ze door hun mentor opgevangen met het rooster en luisteren ze beleefd naar de uitleg van het reglement. Die eerste sessie eindigt met een rondleiding door het gebouw want wij hebben een ingewikkeld gebouw waarin ze, ook na een rondleiding, gegarandeerd een keer de weg kwijtraken. Ach, daar worden ze groot van.
Nu liep ik woensdag toevallig en per ongeluk door zo’n rondleiding heen en dat bekwam me slecht. Niet dat ik onheus bejegend werd door die nieuwelingen want die zijn daar nog te bleu voor, maar dat is het ‘m nou juist: die nieuwelingen-bleuheid moet je gebruiken om de wet te zetten en mijn collega liet dat na. Ik kneep mijn tenen krom bij elkaar en bespeurde een vage neiging om in te grijpen en de collega die de rondleiding verzorgde tot orde te roepen.
Dat heb ik niet gedaan, natuurlijk: dat doe je niet. Maar toch.
Mijn gêne kwam door zijn vriendelijkheid, hij sloofde zich uit om de nieuwelingen op hun gemak te stellen en dat is niet functioneel. Verjaag die bleuheid niet meteen maar gebruik hem om de wet te stellen!
Hij had een flinke groep bij zich en die studenten krioelden ordeloos om hem heen. Dichtbij hem stonden de gezeglijke types waar je nog in geen honderd jaar last van krijgt in je les, maar in de marge bewogen zich de studenten die uit wat ander hout gesneden waren en daar verslapten de aandacht en de discipline zichtbaar. Daar draaiden de hoofden weg, daar werd bedekt geginnegapt over versprekingen en over medeleerlingen en daar werd enthousiast naar een passerende klas (allemaal meiden!) geloerd.
Tja, dat een groep vrouwelijke medestudenten interessanter is dan een theorielokaal vol computers, je kunt je er iets bij voorstellen. Maar tijdens die eerste dagen moet je je daar niet bij neerleggen, want dat zijn de dagen van ‘norming and storming’ in de groep: door uitproberen en grenzen zoeken worden de onderlinge verhoudingen bepaald en vooral ook: de verhouding tot de mentor. Als je dat niet uitnut blijf je daar het hele jaar last van houden.
Om uit te komen waar je wilt zijn, in de verhouding met je klas, moet je hoger inzetten. Als het meteen vanaf het begin gezellig is, wordt het al snel te gezellig en als je dat later moet repareren omdat de onderlinge verhoudingen ontsporen of er geen sprake meer is van een leerklimaat, kost dat veel kruim. Makkelijker is het om in het begin wat hoger in te zetten en dan geleidelijk de teugels te laten vieren. Dus voor de eerste schoolweken is het parool: doe nou een beetje lullig, man!
► Lees hier de vorige aflevering