TILBURG | NIEUWS | Het onderwijssysteem moet op de schop, in het bijzonder wat betreft de rol van het onderwijsmanagement. Want het leiderschap dat we nu kennen is gebaseerd op opvattingen uit een systeem van de vorige eeuw. Dat dwingt schoolleiders maar ook teamleiders in een keurslijf en hindert hen bij hun belangrijkste taak: Ertoe bijdragen dat docenten het beste uit henzelf naar boven halen.
Dat was samengevat de boodschap van prof. Dolf van den Berg vrijdag 9 maart op een symposium van TiasNimbas (business school Universiteit van Tilburg). Een symposium ter gelegenheid van de presentatie van het boek ‘Duurzaam innoveren binnen smalle marges’. Vernieuwing is nodig om de kwaliteit van het onderwijs op een hoger plan te brengen en aansluiting te houden bij een veranderende samenleving. Maar vernieuwing gaat in kleine stapjes. Grootschalige innovatie (zoals invoering Tweede Fade) is gedoemd te mislukken. “De vraag is, hoe groot is de ruimte voor verandering? Niet groot, maar groot genoeg”, aldus Van den Berg.
Prestatiebeloning
Toch is het volgens Van den Berg verbazingwekkend hoe politici erin blijven geloven dat het onderwijs externe aansturing mogelijk is. Zoals met het sturen met toetsen en prestatiebeloning ‘terwijl we toch al lang weten dat dat niet werkt’. Maar het onderwijs wordt opgezadeld met enorme beleidsballast. “Het is het failliet van de politieke onderwijselite”, aldus Van den Berg. De misvatting is dat men denkt dat het onderwijs is te sturen louter op basis van analyses en rationaliteit.
Dat is overigens geen exclusieve Nederlandse aangelegenheid, ook door en organisatie als de OESO wordt die stuurbaarheid van het onderwijs uitgedragen. Pedagoog Roland Vandenberghe, verbonden aan de Universiteit van Leuven, gaf een voorbeeld uit Vlaanderen. ‘Docenten worden opgeleid als uitvoerders’. Marjo van IJzendoorn, rector van het Rodenborch College in Rosmalen en een van de auteurs van het boek, vertelde hoe ze als schoolleider worstelt met een afrekencultuur vanuit de overheid en dat zich daar zorgen overmaakt.
De omslag die er volgens Van den Berg moet komen is dat er oog is voor de persoon van de docent, voor de menselijke aspecten. “Er toe doen als persoon is in het onderwijs slecht ontwikkeld”, aldus Van den Berg. Of iemand een goede docent is wordt nu op een technische wijze beoordeeld: zijn alle competenties afgevinkt. De introductie van competenties is volgens Van den Berg desastreus geweest.
School als gemeenschap
We moeten in zijn visie (terug) naar de opvatting dat een school een gemeenschap van mensen is, waar ieders inbreng telt en mensen met hart en ziel aan verbonden zijn. Schoolleiders moeten de ruimte krijgen om hun medewerkers te stimuleren door uit te gaan van hun overtuigingen en drijfveren. Minder denken vanuit de tekorten, maar juist vanuit de sterke kanten van docenten. De grondslag van het huidige onderwijssysteem gaat echter vooral uit van waar mensen zwak in zijn.
Veel docenten, zo blijkt uit onderzoek, verlangen naar waardering door hun leidinggevende, maar krijgen die niet of onvoldoende. Van den Berg noemt ‘professionele eenzaamheid’. Wat leidinggevenden daarin parten speelt is dat ze gevangen zitten in een functiebouwwerk. Ze willen wel anders maar lopen tegen een muur.
Tijdens het symposium kreeg prof. Van den Berg (71) uit handen van burgemeester J. Pommer van de gemeente Sint-Michielsgestel een koninklijke onderscheiding. Onder meer vanwege zijn vele maatschappelijke activiteiten en zijn inzet voor onderwijsvernieuwingen is Van den Berg benoemd tot ridder in de Orde van Oranje Nassau. Hij is de grondlegger van het AVI-lezen. Sinds 1999 zet hij zich in voor verbetering van het onderwijsmanagement. Hij is verbonden aan TiasNimbas.
> Voor meer informatie over de publicatie ga naar de site van Kluwer