ST-MICHIELSGESTEL | NIEUWS | Waarom is er geen les getrokken uit het onderzoek van de Commissie Dijsselbloem naar de invoering van onderwijsvernieuwingen? Daaruit is toch helder naar voren gekomen dat je ingrijpende stelselwijzigingen niet gepaard moet laten gaan met even ingrijpende bezuinigingen?
Bas van den Dungen, lid van de raad van bestuur van Kentalis (speciaal onderwijs voor o.a. dove en blinde kinderen) wierp die vraag op tijdens een debat van CDA Brabant over passend onderwijs. Een debat in het kader van het strategisch plan ‘Kiezen en verbinden’ van het CDA.
Om passend onderwijs tot een succes te kunnen maken is er op alle niveaus in het onderwijs draagvlak nodig, maar door nu het snoeimes te hanteren zetten mensen juist de hakken in het zand. “De timing is volstrekt verkeerd. Als je als overheid wilt bezuinigen, doe dat dan aan het eind van het invoeringstraject”, aldus Van den Dungen die niet wilde uitsluiten dat op termijn een besparing op de uitgaven haalbaar is.
En wat het nog pijnlijker maakt is dat die bezuiniging is ingegeven door een afspraak in het regeerakkoord om prestatiebeloning in te voeren, een grote wens van de VVD. Het geld voor prestatiebeloning wordt gevonden door fors te snoeien in het speciaal onderwijs. De onderwijsprofessionals, aanwezig bij het matige bezochte maar inhoudelijk sterke CDA-debat, gaven te kennen daar niets in te zien.
CDA-kamerlid Madelein van Toorenburg erkende volmondig die kritiek te delen, ook haar partij ziet niets in het VVD-plan. Het is als een compromis in het coalitieakkoord gekomen. “Maar we moeten als CDA afleren om elk compromis te willen verdedigen”, voegde het Kamerlid er aan toe, onder grote instemming van provinciaal CDA-voorzitter Wil van der Kruijs.
Onderwijsbehoefte centraal
Het beeld dat uit het debat naar voren kwam is dat het idee van passend onderwijs omarmd wordt. Van den Dungen: “Niet langer staat de beperking centraal, maar de onderwijsbehoefte van een kind. ‘Wat kan wel’, in plaats van ‘wat kan niet’.” De Kentalisbestuurder betoogde dat het op zichzelf goed is als het onderwijs om de zeven jaar eens wordt opgeschud door nieuw beleid. Het dwingt organisaties om kritisch te kijken naar het eigen functioneren als het gaat om efficiëntie en effectiviteit.
Zo ook bij Kentalis dat met 4500 medewerkers verspreid over heel Nederland onderwijs biedt voor kinderen uit cluster 1 en 2. “Voor elk kind dat was toegelaten stond tot nu toe het budget vast, ongeacht de vraag of al dat geld nodig was voor het kind in kwestie. Nu gaan we het aanbod afstemmen op de behoefte van een kind, we gaan maatwerk leveren. Voor hetzelfde geld kunnen we straks veel meer kinderen helpen”, aldus Van den Dungen. Die verandering is ingegeven door een andere manier van budgetteren door de overheid.
‘Keuzevrijheid beperkt’
Van den Dungen merkte ook op dat met de invoering van passend onderwijs de keuzevrijheid van ouders wordt beperkt. “Daar zit nog wel een knelpunt. Er bestaat straks geen recht op speciaal onderwijs. Het samenwerkingsverband bepaalt naar welke school een kind gaat. Daar ligt nog wel een knelpunt.”
En ook die samenwerkingsverbanden zelf baren Van den Dungen zorgen, daarin bijgevallen door Eugène Bernard, bestuursvoorzitter van Ons Middelbaar Onderwijs (OMO). Beide bestuurders vrezen dat die verbanden bureaucratische veelvraten worden.
Volgens gedeputeerde Brigite van Haaften (CDA) is er nog veel winst te halen als jeugdzorg en onderwijs hun inzet beter op elkaar afstemmen. “We moeten de deskundigheid bij elkaar brengen, de overlap terugdringen.” Ook de jeugdzorg zit in een transitie, de verantwoordelijkheid gaat naar de gemeente en dat maakt het gemakkelijker om lokaal afspraken te maken. Bernard onderstreepte dat die ontwikkeling kansen biedt, maar de overheid moet die samenwerking niet met nieuwe regelgeving gaan afdwingen.