DEN HAAG | NIEUWS | De verhouding tussen het aantal vmbo’ers dat examen doet en het aantal havo-/vwo’ers stabiliseert zich voor het eerst sinds vele jaren. De verhouding is, net als vorig jaar, 51,3% vmbo-kandidaten en 48,7% havo/vwo-kandidaten.
Daarmee lijkt een eind gekomen aan een jarenlange daling van het aantal leerlingen dat op vmbo-niveau examen doet ten gunste van het aantal leerlingen dat op havo en vwo-niveau examen doet. Wat de verklaring is van de stabilisatie moet nog blijken, maar dat zou het effect kunnen zijn van de aanscherping van de exameneisen.
Het is te vroeg om van een echte trendbreuk te kunnen spreken, maar dat is niet onwaarschijnlijk omdat volgend jaar een verdere verscherping van de exameneisen van kracht wordt. En dat zou als effect kunnen hebben dat er een eind komt aan de forse gestage groei van het hoger onderwijs. Op basis van de Referentieraming 2010, opgesteld in opdracht van OCW, was eerder nog te verwachten dat in 2020 het aantal vmbo’ers lager zal zijn dan het aantal vwo’ers. (Uitgaande van de samenstelling van de klassen in het derde leerjaar).
Binnen het vmbo als geheel zijn de verhoudingen nog niet gestabiliseerd, gemeten naar het aantal examenkandidaten. Bij de basisberoepsgerichte leerweg is het percentage 20.5% (vorig jaar 21.3%), kaderberoepsgericht 27,2% (27%) en gemengd/theoretisch 52,3% (51,7%).
Kijkend naar de beroepsrichtingen valt een aanhoudende daling op van smalle vaktechnische opleiding op, maar daar staat tegenover de toegenomen interesse voor techniek-breed. Verder maken de richtingen sport, dienst verlening en veiligheid (SDV) en intersectoraal dienstverlening en commercie een (forse) groei door.
> Lees ook Brabantse leerlingen slimmer?