ANALYSE | Al veertig jaar is er in de samenleving een soms heftig debat over de betekenis van de Cito Eindtoets. Het heeft iets van een veenbrand. Het lukt maar niet om de vlammen te doven, elk jaar weer laait het vuur op. Nu is er weer een uitslaande brand over het al dan niet openbaar maken van de scores per school.
In de jaren zeventig spraken directeuren van basisscholen er in de kranten al schande van dat hun advies voor hun leerlingen voor het vervolgonderwijs er kennelijk minder toe deed. Alles draaide om de Citotoets. In 1978 (!) schaften scholen in Haarlem de net ingevoerde Citotoets weer af omdat die in de schoolkeuze een eigen dynamiek kreeg. Ouders hadden toen al door dat een goede score een ticket was om de hogere niveaus van het voortgezet onderwijs te bereiken.
Het is tragisch dat de Citotoets, die in 1969 voor het eerst werd afgenomen, al die jaren omstreden is gebleven. De geestelijke vader van de toets, psycholoog prof. A.D. Groot, zag het als een middel om op een meer objectieve wijze leerlingen te verwijzen naar het voortgezet onderwijs. Uit onderzoek was namelijk gebleken dat het advies van de leerkracht niet zelden werd beïnvloed door diens persoonlijke opvattingen over leerlingen. Kinderen uit arbeidersgezin kregen lang niet altijd het advies dat recht deed aan hun cognitieve talenten. Die kinderen kregen een mulo c.q. mavo-advies, hoewel ze best naar hbs c.q. havo of vwo hadden gekund.
Handige meetlat
Hoe kan het dat de toets bij een deel van het onderwijs uit de gratie raakte? Dat is het gevolg van de manier waarop de resultaten van de leerlingen worden uitgedrukt: in harde cijfers. Het laagst is 501, het hoogst 550. En het is net als met rapport- en examencijfers, ze zijn zo gemakkelijk als meetlat te gebruiken. Of als drempel voor de toelating tot een bepaald onderwijsniveau. Middelbare scholen gingen, al dan niet onderling, afspreken hoe hoog zij de lat legden voor mavo, havo en vwo. Het is dan niet vreemd dat ouders zich daar dan op gaan richten. Dit verschijnsel is in de loop der jaren compleet uit de hand gelopen. Er wordt tegenwoordig getraind bij het leven, alle verhalen ten spijt dat oefenen geen zin heeft.
Kan deze onzalige ontwikkeling na al die jaren nog gestopt worden? Wellicht, de sleutel ligt bij het voortgezet onderwijs. De middelbare scholen moeten de Citotoets gaan gebruiken als het instrument dat het oorspronkelijk was, namelijk een diagnostisch onderzoek. Dus weg met de toelatingsnormen gebaseerd op de Citoscores.
Geen afrekencultuur?
Maar is meer aan de hand. Citoscores worden gebruikt om de kwaliteit van een school vast te stellen. Vanaf 1997 betrekt de Onderwijsinspectie de resultaten op de eindtoetsen in de beoordeling van scholen, sinds 2002 is dat zelfs wettelijk vastgelegd. De overheid kreeg in de gaten dat het handig is als je met één druk op de knop de resultaten van alle scholen – gemeten aan de hand van de gemiddelde Citoscores – tevoorschijn kon toveren.
De gedachte dat je met toetsen de kwaliteit van het onderwijs kon verbeteren, won veld in politiek Den Haag. Staatssecretaris Dijksma (PvdA) zette het onderwerp in 2007 op de agenda, al bezwoer ze dat ze zeker geen afrekencultuur wilde bevorderen. Meer het tegendeel is gebeurd. Minister Van Bijsterveldt kwam in 2011 met het actieplan Basis voor presteren. Als een van de doelen werd geformuleerd: een stijging van het gemiddelde prestatieniveau op de Cito Eindtoets in 2015. Dit streven kwam weliswaar een jaar later niet terug in het bestuursakkoord dat met de sector werd gesloten, maar de toon was gezet. Meten is weten, dacht het kabinet. En daarom moet nu die verplichte, uniforme eindtoets er komen in het basisonderwijs. Zodat je scholen echt met elkaar kunt vergelijken en de achterblijvers erop kunt afrekenen.
Oneigenlijk gebruik
Dit heeft niets meer van doen met het oorspronkelijke idee van de Citotoets, namelijk vaststellen wat op enig moment de kennis en vaardigheden van een kind in groep 8 zijn. De overheid maakt oneigenlijk gebruik van het instrument voor haar eigen doelstellingen. Dat verklaart voor een deel de woede over het openbaar maken van de Citoscores.
We kijken hier altijd met bewondering naar het Finse onderwijs dat het (nog) beter doet dan het Nederlandse onderwijs.
Maar het is de vraag of we er écht van willen leren. De boodschap van de gezaghebbende onderwijshervormer Pasi Sahlberg in zijn recent verschenen boek ‘Finish Lessons’ is dat het Finse onderwijs succesvol is omdat het ‘niet geïnfecteerd is door marktgedreven concurrentie en rigide toetsbeleid.’ De parlementariërs zouden het boek van Sahlberg nog eens goed moeten lezen voor ze beslissen over de invoering van een verplichte uniforme eindtoets.
[Deze analyse is in verkorte vorm geplaatst in het Brabants Dagblad van 14 maart 2013]
Naschrift:
Het Friese onderwijs laat zien dat het ook anders kan. Daar werken de scholen sinds kort met de Plaatsingswijzer. Kern van het model is dat een leerling beoordeeld wordt op diens resultaten in het leerlingvolgsysteem in groep 6, 7 en 8. En uiteraard het schooladvies. De Cito Eindtoets telt niet meer mee.