INTERVIEW | In de moderne samenleving zouden mensen niet meer gedreven worden door idealen. Niets is minder waar, zeggen filosoof prof. Gabriël van den Brink en pedagoog Stijn Sieckelinck ieder op hun eigen manier. Tijd voor een herwaardering van de kracht van idealen, ook in het onderwijs. Het moet maar eens gedaan zijn met het geklaag en het negativisme.
Tekst: Emmanuel Naaijkens
_________________
Begin 2012 jaar verscheen ‘Eigentijds idealisme. Een afrekening met het cynisme in Nederland’, een ongewoon boekje van iets meer dan honderd pagina’s. Met een titel die niets te raden overlaat. “Het is een pamflet”, bevestigt prof. Gabriël van den Brink, hoogleraar maatschappelijke bestuurskunde aan Tilburg University. “Maar wel gebaseerd op gedegen onderzoek door een team van twaalf wetenschappers.” De boodschap lijkt aan te slaan, er zijn meerder drukken van verschenen.
Het boekje is de publieksuitgave van een groot onderzoek, waarin de wetenschappers als het ware de temperatuur hebben opgenomen van de Nederlandse samenleving. En wat blijkt, de patiënt is er lang niet zo beroerd aan toe als algemeen wordt aangenomen. Integendeel, we staan er met zijn allen best goed voor. Voor Van den Brink was deze uitkomst bepaald geen verrassing.
“Ik ben in 2008 met dat grote onderzoek begonnen als antwoord op de negatieve stemming in Nederland die tien jaar geleden is ontstaan, met als dieptepunt de periode 2004-2005. Na de moord op Theo van Gogh en daarvoor op Fortuyn. Met aanslagen op moskeeën, dat begon op het Duitsland van de jaren dertig te lijken. We waren als samenleving bevangen door de koorts, iedereen was ontevreden en er was angst dat het totaal verkeerd zou gaan. Het was een depressieve periode. Maar intuïtief voelde ik dat dat niet klopte. Natuurlijk, er zijn veel problemen, maar is dat nou het grote plaatje van Nederland?”
Negatief beeld
Al veertig jaar doet Van den Brink onderzoek naar maatschappelijke vraagstukken. Hij laat zich daarbij leiden door empirische gegevens én door wat hij om zich heen ziet en hoort. “Uit onderzoek blijkt keer op keer, met 80 procent van de mensen gaat goed, 15 procent heeft wel eens wat en met 5 procent is het goed mis. Maar het gaat altijd over die 5 procent, dat is het beeld dat de media schetsen. Alsof we aan de rand van de afgrond staan, er totale verloedering is. Dat verschilt hemelsbreed met wat mensen in hun eigen omgeving beleven. Maar als je keer op keer met dat negatieve beeld geconfronteerd wordt, gaan mensen op een gegeven moment toch twijfelen.”
Van den Brink wilde met zijn onderzoek in kaart brengen hoe het staat met moraliteit, waarden, idealen en allerlei hogere belevingen in het alledaagse leven bij gewone mensen; hoe zij daar vorm aan geven. Door Van den Brink c.s. omschreven als het Hogere. “Zo’n term gaat gemakkelijk zweven dus wilden we met nuchtere feiten vaststellen dat idealen niet alleen vaag ergens in de lucht hangen, maar ertoe doen in de dagelijkse praktijk.” De onderzoekers hebben vier sectoren onder de loep genomen, in de semi-publieke sector en in het bedrijfsleven. “We hebben bijvoorbeeld gekeken naar een ziekenhuis. Hoe zijn daar de idealen aanwezig? Niet in een beleidsdocument, maar op de afdelingen. Bij het verplegend personeel, bij chirurgen.”.
Gemeenschapszin
En dan blijkt er meer idealisme te zijn dan gedacht?
“Jazeker. Over sommige dingen ben je het snel eens, menselijke waardigheid, wie is daar nou tegen? Maar er zijn interessante verschillen, het meest concreet te maken als je kijkt naar toewijding van mensen – daarom door ons het Hogere genoemd. Aan welke zaken besteden mensen, zowel privé als professioneel, veel aandacht? Waar gaat het in hun leven écht om? Voor de een is dat het werk, daar zit een stuk identiteit in, daar offer je het nodige voor op. Er zijn ook mensen die om vijf uur deur dichtrekken op hun werk en in hun vrije tijd hun engagement vinden, bijvoorbeeld in wat ze voor de buurt doen, in de kerk, in de sportclub of voor het milieu.”
> Van den Brink: Er is geen groot verhaal meer
Idealen doen er dus wel degelijk toe, blijkt uit het onderzoek van Van den Brink en zijn collega’s. “Als je gaat prediken dat dat allemaal onzin is en dat de mens een calculerend wezen is dat vooral individueel eigenbelang najaagt, wat veel liberale filosofen hebben beweerd, dan kun je de gemeenschapszin niet cultiveren. Dan wordt het niets.”
“Wij bepleiten de heruitvinding van de civil society. Dat betekent dat we de diversiteit die Nederland kenmerkt, volop zijn kans moet krijgen. Vroeger had je zeg maar vier smaken: katholicisme, protestantisme, socialisme en liberalisme. Nu is de variatie veel groter. Dat mensen zich op verschillende manieren kunnen toewijden in hun leven en dat je dat ook in de opvoeding kunt laten doorklinken, – dat is interessant voor onderwijs – dat is rijkdom.” En natuurlijk botsen idealen onderling. “Daarom is het zo belangrijk om te erkennen dat idealen verschillen want dan kom je pas toe aan democratischer omgang in Nederland.”
Bezieling verdwenen
Decennialang vervulde het maatschappelijk middenveld die rol, maar daarvan bestaan alleen nog de instituties, zegt Van den Brink. “Ze heten soms nog katholiek of protestants of wat dan ook, maar waar staan ze voor? De bezieling, de inspiratie is uit die organisaties verdwenen. Er is geen groot verhaal meer. Dat komt door de secularisatie en door de verstatelijking van die instellingen, door grootschaligheid.” Dat geldt ook voor het onderwijs. De overheid bemoeit er zich intensief mee, maar laat dat nog wel voldoende ruimte voor een eigen invulling van het onderwijs vanuit een bepaalde levensbeschouwing, vraagt de hoogleraar zich af. Het onderwijs is zoveel mogelijk in één mal geperst.
“Waarden en idealen moeten we weer serieus nemen. Een school is geen fabriek die efficiënt moet draaien. Het is in hoofdzaak mensenwerk, er moet gebeuren wat mensen daarin belangrijk vinden. Dat geeft aan wat de onderwijsinhoud en –vorm zou moeten zijn. Nu ligt de nadruk heel vaak op de financiële, managementkant, maar die moet alleen maar dienend zijn.”
Uit het onderzoek bij de politie en de zorg blijkt dat de mensen op de werkvloer gehinderd worden om hun idealen waar te maken. Door bureaucratie, regels, administratieve verplichtingen, uniformering, targets. Het onderwijs worstelt daar ook mee. “Het frustreert mensen enorm en daarom komen ze niet aan hun idealen toe.” Het frappante is, zegt Van den Brink, dat bij de onderzochte bedrijven (Rabobank en ArboNed) die belemmeringen er veel minder zijn, daar is zelfs ruimte voor bevlogenheid. “De semi-publieke sector loopt in dat opzicht achter.”
Pedagoog Sieckelinck
Wijsgerig pedagoog dr. Stijn Sieckelinck, werkzaam bij Forum, is eveneens van mening dat het hebben van idealen, in het bijzonder door jongeren, ten onrechte in het verdomhoekje is geraakt. Hij deed er onderzoek naar In het kader van zijn promotie-onderzoek, in 2009 gepubliceerd onder de titel ‘Het beste van de jeugd’.
Hij kwam bij dit onderwerp terecht toen hij in zijn vaderland België in zijn studietijd vrijwilligerswerk deed bij Oxfam. “Ik heb daar geleerd dat je jongeren kunt betrekken bij thema’s als derde wereld, globale verhoudingen dat verbinden met hun eigen consumptiepatroon. Je kunt jongeren enthousiasmeren en wel zodanig dat je dat vooraf voor onmogelijk had gehouden. Je had jongens waarvan je dacht, wat doen die hier? Maar je gelooft ogen en oren niet als je ziet wat daar uitkwam. Denk dus vooral nooit dat je jongeren kent en begrijpt. Dat is ook niet nodig.”
Dat is een valkuil voor een professional?
“Jazeker, dat moet je steeds voor ogen houden. Er moet iets blijven dat ons ontglipt en dat zij ons kunnen verblijven verbazen. Er is een groot verschil met wat je ziet aan de oppervlakte en wat je eruit kun krijgen.”
• Hangjongeren bij een oude school in Tilburg. Foto Emmanuel Naaijkens
Het is geen verwijt aan docenten, benadrukt Sieckelinck, hij zie ook wel dat ze handen vol hebben en het wordt bepaald niet gemakkelijker. Het is de pedagogische wetenschap die hij kritiseert. Tot aan de jaren tachtig werd er positief over (jeugd)idealen gesproken, maar daarna stak het cynisme de kop op. Sinds die tijd beschouwt de pedagogische wetenschap idealen als een hindernis in de persoonlijke ontwikkeling van jongeren. Een wetenschap die – anders dan in België – overtuigd is geraakt van een maakbaarheidsidee. Als je maar voldoende onderzoek doet om deze ongemotiveerde, of agressieve of autistische jongeren te begrijpen, dan kun je ze weer op het rechte spoor brengen.
> Sieckelinck: Jongeren voelen zich niet serieus genomen
Net als Van den Brink constateert Sieckelinck dat het negatieve beeld van de jeugd in de publieke opinie het gevolg is van een sterke focus op de hele kleine groep die – toegegeven – complexe problemen heeft. Bestuurders laten zich daar al gauw door leiden, al constateert de pedagoog dat er zich langzaam een positief jeugdbeleid aftekent.
In zijn boek merkt hij op dat afstomping en radicalisering onder jongeren een uitwas zijn van opvoeding en onderwijs. Dat is nogal wat. “In beide gevallen zitten jongeren in de knoop met hun idealen. Bij afstomping gaat het erom waar hij überhaupt zin aan kan ontlenen en bij radicalisering is er een teveel aan idealen. Hij wordt als persoon opzij gedrukt door zijn ideaal.” In onderwijs en opvoeding zou er meer aandacht voor moeten zijn. “Niet door letterlijk te vragen: Zullen we eens over jouw idealen praten, dat werkt niet. Maar wel: Wat wil je nu met je leven en waar wordt je echt warm van. Dat maakt veel energie los bij jongeren.”
Burgerschapsvorming
Het onderzoek van Sieckelinck laat zien dat met radicale ideeën zich vaak bevinden in een isolement bevinden. “Op school kunnen ze niet terecht met hun ideeën. Dan wordt gezegd, ‘als jij nog een keer met dit symbool tussen deze muren komt dan vlieg je van school’. Maar in plaats daarvan zou men het gesprek aan moeten gaan, er proberen achter te komen wat hun gedachtegoed is. Uit ons onderzoek blijkt dat voor die jongeren niet het probleem is dat ze worden tegengesproken, – ze houden wel van discussie- , maar dat ze niet serieus zijn genomen.”
Sinds 2006 staat burgerschapsvorming in het onderwijs op het progamma, biedt dat mogelijkheden?
“Niet altijd, maar het is een begin. Het gaat erom leerlingen te laten zien dat ze als burger individuele wensen kunnen verbinden met een soort van publiek belang. Dat geldt ook voor maatschappelijke stages, die hebben alleen zin als je er achteraf met de leerling over praat. Wat heeft het met je gedaan, wat heb je gezien, wat heb je gemist? Als je dat niet doet dan is zo’n stage alleen maar een kwestie van afvinken. Jongeren moeten leren dat ze zelf vorm kunnen geven aan hun idealen.”
Hebben scholen op religieuze grondslag een gunstiger uitgangspositie omdat zij vanuit een verhaal werken?
“Misschien is het gemakkelijker om jongeren te voeden met niet-materiële ideeën, maar er is een risico dat onderschat wordt dat idealisme een individuele component heeft gekregen waardoor op schoolniveau voorbij wordt gegaan aan persoonlijke beleving. Als je alleen maar vanuit de Here Jezus wilt inspireren, dat zal dat voor een aantal leerlingen heel veel steun bieden, maar er zullen er ook afknappen omdat ze zich niet als persoon herkend zien.”
[Dit artikel is ook gepubliceerd in SBM, maart 2012]
> ‘Het beste van de jeugd’ door Stijn Sieckelinck, uitgeverij Klement.
> ‘Eigentijds idealisme. Een afrekening met het cynisme in Nederland’ door Gabriël van den Brink. Uitgever Amsterdam University Press.