DEN HAAG | NIEUWS | Staatssecretaris Dekker (Onderwijs, VVD) heeft zijn langverwachte brief over de aanpak van de krimpproblematiek naar de Tweede Kamer gestuurd. Zijn beleid kent drie pijlers: per regio zoeken naar oplossingen, de criteria in de fusietoets worden enigszins versoepeld, en er komt een bonus op samenwerking tussen besturen. Dat laatste gaat overigens wel ten koste van de kleine scholentoeslag.
De staatssecretaris volgt niet een van de hoofdpunten uit het advies van de Onderwijsraad, namelijk om de ondergrens van een basisschool vast te stellen op honderd leerlingen. Tegen dit advies kwam vanuit het onderwijs veel kritiek. In het huidige systeem geldt er per gemeente een eigen opheffingsnorm. De absolute ondergrens voor een school is 23 leerlingen.
Uit de brief van Sanders blijkt dat een flinke daling van het aantal leerlingen wordt voorzien tot gemiddeld 9 procent in 2020. In het schooljaar 2011-2012 telde het primair onderwijs 1.560.000 leerlingen, Brabant ongeveer 236.000 leerlingen. Er zijn echter regio’s waar de daling op kan lopen tot dertig procent. De teruggang treft met enige vertraging ook het voortgezet onderwijs.
De afname van het aantal kinderen heeft tot gevolg dat scholen gemiddeld kleiner worden. Bij ongewijzigd beleid zal het aantal basisscholen in ons land met minder dan 50 leerlingen verdubbelen tot 500. Het aantal scholen met minder dan 100 leerlingen stijgt van 1370 naar 1700: bijna een kwart van alle basisscholen. Het is een weerspiegeling van het fijnmazig netwerk van scholen in ons land. Bijna 90 procent van de kinderen woont op minder dan één kilometer afstand van de school.
Pervers effect
De staatssecretaris kiest niet voor een standaardaanpak omdat per regio de verschillen in de aard van de problematiek. Daarom moeten besturen, ouders en gemeenten per regio om de tafel gaan zitten om een oplossing te vinden die recht doet aan de specifieke situatie. Samenwerking zal OCW financieel belonen. Het geld haalt de staatssecretaris uit de regeling voor de instandhouding van kleine scholen. Die regeling heeft nu een pervers effect. De bijdrage per leerling stijgt als het aantal leerlingen afneemt. Bovendien verliezen scholen die extra bekostiging voor hun bekostiging als scholen samengaan. Dat weerhoudt besturen ervan om kleine scholen te sluiten en/of samen te laten gaan met een andere kleine school.
De fusietoets, die twee jaar geleden van kracht werd om schaalvergroting tegen te gaan, blijkt ook een obstakel te zijn om de problematiek van krimp adequaat aan te pakken. De grens waarboven een toets nodig is wordt opgetrokken. Ook worden de regels versoepeld om tot een samenwerkingsschool te komen. Vooral voor openbare scholen is dat een uitkomst.
Uit de brief van de staatssecretaris blijkt dat er niet een directe relatie is tussen de kwaliteit van het onderwijs en de omvang van de school. Wel zijn meer kleine dan grote scholen (zeer) zwak. Het risico van een kleine school is vooral dat ze kwetsbaar zijn omdat er maar weinig leerkrachten die bovendien van alle markten thuis moeten zijn. Het blijkt voor besturen lastig om dit soort alleskunners te vinden. Kleine scholen krijgen te maken met extra aandacht van de Inspectie.
Staatssecretaris Sanders kondigt aan een steunpunt in het leven te roepen waar alle betrokkenen terecht kunnen voor informatie.
Kanttekeningen PO-raad
De PO-raad stelt in een reactie in te stemmen met het beleid van OCW om de gevolgen van krimp aan te pakken. De raad plaatst echter wel enkele kanttekeningen. Zo is de raad voorstander voor een absolute ondergrens van 50 leerlingen (behoudens specifieke uitzonderingen). En de fusietoets mag helemaal worden afgeschaft.
> Ga hier naar de brief van de staatssecretaris
> Lees hier over een kleine, zelfstandige school in Sprang-Capelle