COLUMN | Een BBL-leerling – genaamd John – die een opleiding als metselaar volgde, stuurde een sms-bericht naar zijn leermeester op de bouw. Hij moest naar de dokter en liet dat netjes aan zijn begeleider weten. Want dat had hij geleerd op school: communiceer goed met je baas, met je collega’s, met je klanten. Inderdaad, competentiegericht onderwijs, maar dat kun je maar beter niet hardop zeggen. Vanwege dat doktersbezoek arriveerde hij een uur later dan normaal op de bouwplaats. Daar wachtte hem een koude douche. Hij kreeg een geweldige uitbrander van zijn leermeester dat hij een uur te laat was.
“Waarom heb je verdomme niks laten weten”, hield hij de beteuterde leerling voor. ‘Maar ik heb toch een sms-je gestuurd?’ ‘Oooh. Is dat rare bericht van jou?’De leerling: ‘Maar daar staat toch: Ik ben even naar de dokter. Zie je straks, a soon as possible.” Dat had de leermeester niet begrepen. YoYo was de nickname van de leerling.
Het sms bericht:
BFF 2 DOK
CU ASAP
YOYO
CDA
Een ander voorbeeld. Tijdens een vergadering van de Vaste Kamercommissie voor Onderwijs begon de GSM van toen nog staatssecretaris Van Bijsterveldt plots heftig te trillen. ‘Kunnen we even pauzeren, dit is belangrijk’, hield ze de Kamerleden voor. Bleek dat een van haar kinderen zich met een dringende vraag in de huiselijke sfeer meldde. Daar moesten de politieke beraadslagingen even voor wijken. De commissie kon het de bewindsvrouw moeilijk kwalijk nemen, voor het CDA is het gezin nou eenmaal de hoeksteen van de samenleving. Dit historische intermezzo heeft helaas niet de notulen van de Staten Generaal gehaald.
In al hun eenvoud illustreren deze kleine anekdotes dat de informatievoorziening en communicatie radicaal aan het veranderen zijn. En als we de geleerden mogen geloven – en daartoe reken ik gemakshalve ook maar Maurice de Hond – , is het eind van de omwenteling nog niet inzicht. Maar niet iedereen is daar happy mee. De nieuwe, virtuele wereld leidt tot misverstanden, onzekerheid, onbegrip en zelfs afkeer. Zie de soms heftige reacties op de komst van de Steve JobsScholen. Volgens sommigen de digitale en dus verwerpelijke variant van het Iederwijsconcept. Want Iederwijs dat is de speeltuin: dat staat wel in de notulen van de Staten Generaal.
Weerstand
Nu is het op zich niet nieuw dat de introductie van nieuwe technologieën weerstand en angst oproept. Nieuwe uitvindingen hebben niet zelden een ingrijpende invloed op het leven van alledag en meer algemeen, op de bestaande orde. Zie boekdrukkunst, de stoommachine (arbeiders vernielden, zelfs in het brave Tilburg, machines), elektriciteit, de rotatiepers (waardoor voor het eerste het fenomeen massacommunicatie ontstond), de bioscoopfilm, de radio, de televisie, en vanaf de jaren zestig de computer.
Als je in oude kranten duikt dan kom je in elk decennium verzuchtingen tegen dat het leven in een steeds hogere versnelling gaat en dat moderne maatschappij zo complex is. In al die periodes happen We – de ouderen – collectief naar adem, we hebben het gevoel dat we het niet meer bij kunnen benen. Kortom, niets nieuws onder de zon.
Mijn vader van bijna 95 jaar – zijn leven lang onderwijzer – heeft veel van die ontwikkelingen mogen meemaken. Met de nadruk op mogen, want hij beschouwt het als een voorrecht. Mijn vader was van het verhalende en aanschouwelijke onderwijs. Als kleine jongen liep hij in de jaren twintig, net als de rest van het dorp opgewonden naar buiten, om voor het eerst van zijn leven een heus vliegtuig te kunnen bewonderen. En nu maakt hij mee dat er op een smartphone meer boeken staan dan bij hem in zijn toch rijk gevulde boekenkasten. En dat je met diezelfde telefoon een foto maakt en via Whatsapp naar een kleindochter in Israël stuurt. Die vervolgens prompt live in beeld komt via een Skypeverbinding. En dat je op die smartphone met Google kunt achterhalen dat er in de Library of Congres in Washington een exemplaar van een boekje bevindt dat mijn vader kort na de oorlog heeft geschreven.
Vloek of zegen
Wij hebben het geluk – of het ongeluk, het is maar hoe je het bekijkt – dat de technologische ontwikkelingen over elkaar heen buitelen. Maar zijn de sociale media een vloek of een zegen? Die vraag laat zich niet met een simpel ja of nee beantwoorden. Maar we kunnen één ding vaststellen, zoals 2 x 2 vier is. De Sociale Media zijn er en ze gaan nooit meer weg. Je ertegen verzetten is als blaffen tegen de maan, het is zinloos. Zoals de in mijn jeugd beroemde Marshall McLuhan zei: The medium is the message.
Het heeft dus geen zin om van de school een stevig fort te maken met een firewall om de digitale wereld buiten de deur te houden, zoals ze op het Euro College doen. Zoals het trouwens bizar zou zijn om boeken – u weet wel: bedrukt papier – uit de school te bannen. Ironisch is overigens dat het Euro College wel een gelikte website heeft: ze zouden eens klandizie missen!
En het gaat hard. We zien kleine kinderen games spelen op iPads en communiceren met opa en oma. Ik geef elk jaar gastlessen mediawijsheid op de Weekendschool, bedoeld voor kinderen uit kansarme gezinnen. Vijf jaar geleden had ongeveer de helft van de 11/12-jarigen een gewoon mobieltje. Dit jaar leerde een peiling in de klas dat 80 procent een smartphone heeft. Twee jongens waren aan het snoeven wie het duurste abonnement had en wie de meeste sms’jes verzond. Let wel het ging over duizenden berichten. Per maand. De gratis whatsappjes nog niet meegeteld. Social Besitas wordt dit al genoemd.
Kwetteraars
Maar ja, van wie zouden ze het hebben? Juist, van de volwassenen. Twitter werd, heel bijzonder, eerst door mensen van onze generatie opgepikt, en later pas door jongeren. Ik ken tal van hoogopgeleide mensen met een drukke baan, die de hele dag door tweets de wereld insturen. En om nou te zeggen dat die berichten allemaal zo verheffend of informatief zijn? Ach, het is vaak van vergelijkbaar met het geklets bij de koffieautomaat. Zij geven een eigentijdse invulling aan het Cogito ergo sum: Ik Twitter dus ik besta. En dat mag de hele wereld weten.
En dus vliegen de berichten je om de oren dat je die spannende film, die indrukwekkende documentaire, die expositie zus of zo, of die aflevering van DWDD moet gaan bekijken. Dat je toch zeker Rapport X en Boek Y en Artikel Z moet lezen. Kwetteraars melden tot vervelens toe dat ze bovendien hardlopen, fietsen, zwemmen, musiceren, bergbeklimmen, diepzeeduiken, vergaderen, reizen, eten koken, afvallen, kinderen naar bed brengen. Faceboekgebruikers bedelven hun vrienden onder de foto’s van familie, aanverwanten en huisdieren, grappige momenten en tal van andere ditjes en datjes. Als ze na vier weken vakantie terugkeren hebben ze niets meer te vertellen: alles was ze mee gemaakt hebben staat al op waarbenje.nl
Vrienden bij de vleet
En je krijgt vrienden bij de vleet. Tot in de hoogste kringen heb ik tegenwoordig mijn connecties, ik mag zelfs Sjoerd Slager – toch ook niet de minste – tot mijn LinkedIN netwerk rekenen. Niet direct, moet ik toegeven, maar ik heb minstens dertig connecties die met Sjoerd verbonden zijn. Dus eigenlijk mag ik toch wel zeggen dat hij ook in mijn balboekje staat!
Ik weet niet hoe u dat vergaat, maar ik word er soms bijna depressief van als mijn desktop, tablet of smartphone weer eens gloeiend heet worden van de eindeloze berichtenstroom van al die drukke, actieve social mediaisten. Ben ik dan echt zo’n sukkel dat ik dat allemaal niet voor elkaar krijg? Dat ik er hooguit één Tweetbericht per dag uitpers, of heel voorzichtig één bericht per week op Facebook – met foto? Of zouden al die Twitteraars thuis gewoon met hun luie kont op de bank zitten en al die berichtjes maar uit hun duim zuigen om indruk te maken op hun omgeving?
Goed, serieus nu. Natuurlijk hebben de sociale media ontegenzeggelijk hun kracht. Het zijn handige platforms om kennis te delen en dat gebeurt ook door de professionals in het onderwijs op grote schaal. Een docent techniek van een hogeschool vertelde me dat hij regelmatig studenten onderzoeksvragen via Twitter de wereld in stuurt. En dat hij altijd overal vandaan zeer adequate en deskundige reacties krijgt. Dit is wat je noemt: Kennis delen is kennis vermenigvuldigen.
Kroontjespen
Voor ons hier die misschien nog hebben meegemaakt dat de kroontjespen door de balpen werd vervangen – ook al zo’n revolutie die volgens sommigen de ondergang van het onderwijs inluidde – is het moeilijk te begrijpen dat gaming een serieuze en leerzame aangelegenheid kan zijn. Wij hadden thuis met een van onze kinderen ook zo’n fanatieke gamer. Maar tijdens het spelen wisselde hij met zijn klasgenoten allerhande informatie uit, zoals over een literatuuropdracht. Diezelfde zoon heeft later via een game dat hij mondiaal speelde, een getalenteerde Griekse bètastudent overgehaald om in Nederland te komen studeren. Die Griek studeert nu aan de TU Twente en is bij ASML begonnen aan een promotie-traject.
Dit zijn zomaar wat mooie voorbeelden van social media, maar er zitten ook duistere kanten aan. We kennen de voorbeelden van digitaal pesten, van jonge meisjes die verleid worden door volwassen mannen, van jongeren die gênante filmpjes van leraren of leerlingen op youtube zetten. Die vervolgens weer opgepikt worden door de ‘serieuze’ media zoals Pownews of NRC. We kennen de gevaren van grenzen die vervagen in de relatie tussen leerling en docent, want sociale media zijn zo laagdrempelig. De leraar die op zaterdagavond met een glas wijn op chat met een leerling over haar huiswerk – en meer. Maar laten we wel wezen, die verschijnselen waren er vroeger ook. Leraren die het met leerlingen deden. Ook toen gebeurde het dat een school ontruimd werd vanwege een telefonische bommelding. Nu doen leerlingen het per Twitter, en tja dan staat meteen het hele land op zijn kop. De impact is ontegenzeggelijk veel groter. En jawel, sommige delen van het internet stinken als een open riool.
Angst voor onbekende
Maar die angst voor het nieuwe en onbekende is wel een belemmering om te kijken hoe je sociale media een plek in je onderwijs kunt geven. Tijdens een workshop vertelde een jonge directeur van een basisschool dat hij een grote aanvaring met zijn team had gehad over zijn voorstel om als school gebruik te maken van Facebook en Twitter, ook in de klas. Zijn collega’s vroegen hem of hij gek geworden was. Wist hij dan niet hoe gevaarlijk dat was? Ik geloof niet dat die de directeur de enige is die tegen een muur van wantrouwen aanloopt.
Ook ik zie om mij heen een scheiding van the haves en the haves not als het gaat om sociale media. Daar hoeven we niet zwaar aan te tillen, zolang het maar niet een blokkade opwerpt in mogelijke, relevante toepassingen van sociale media in de klas. En je moet je niet gek laten maken door deskundigen die de meest futuristische ontwikkelingen voorspellen. Zoals de Leidse lector die begin deze eeuw op een congres in Tilburg beweerde dat de overheid moest stoppen om geld te investeren in schoolgebouwen. Want leerlingen zouden in no time dankzij palmpjes – handcomputers – alleen nog maar in netwerken leren. Thuis of waar dan ook. Is niet uitgekomen.
Bijbel
Ik zou zeggen, laten we met een open blik kijken naar wat nieuwe technologieën ook voor het onderwijs kunnen betekenen.
Ik had in stijl willen afsluiten met een spetterende tweet, maar ik heb toch maar besloten de Bijbel ter hand te nemen: 19 Dooft de Geest niet uit, 20 veracht de profetieën niet, 21 maar toetst alles en behoudt het goede. Tessalonicenzen 5, 19-21. Met dank aan Wikipedia.
[Deze column is uitgesproken tijdens een debat over sociale media, in het kader van de Nationale Onderwijsweek. Woensdag 2 oktober 2013 Den Haag].