GASTOPINIE | door Joop Smits | Op radio en tv is de Citotoets weer onderwerp van discussie. Het gaat dan vooral om de Cito Eindtoets in groep 8, maar ook om het veelvuldig toetsen van leerlingen in de basisschool. Terecht ontstaat steeds meer verzet van leerkrachten tegen de afrekencultuur.
De Cito Eindtoets was oorspronkelijk bedoeld als hulpmiddel voor leerkrachten en ouders bij de schoolkeuze om daarmee de kans op succes in het voortgezet onderwijs beter te voorspellen. In verschillende regio’s hanteren scholen van voortgezet onderwijs echter de score van de Cito Eindtoets als toelatingsnorm: bijvoorbeeld, alleen leerlingen met een score hoger dan 542 worden toegelaten op het gymnasium. Voor ouders maakt het vaak een verschil of hun kind wordt geplaatst op een vmbo-t of de havo. Intussen bieden veel commerciële instituten oefenprogramma’s aan.
Daarnaast krijgt de Cito Eindtoets steeds meer gewicht omdat de Inspectie van het Onderwijs de gemiddelde schoolscore beschouwt als de belangrijkste indicator voor de kwaliteit van het onderwijs. Scholen die drie jaar achtereenvolgens een lager resultaat behalen dan de ondergrens van de Inspectie, krijgen de kwalificatie ‘zwak’. Het gevolg is dat scholen die een of twee keer onder de maat scoren alle moeite doen om de resultaten op te krikken. Dat is begrijpelijk in termen van risicomanagement (je wilt als school niet in de hoogste boom komen te hangen), maar heeft niets meer van doen met kwaliteitsverbetering van het onderwijs.
Onder druk van de inspectie gaan niet alleen zwakke scholen maar ook de overige scholen steeds meer nadruk leggen op rekenen en taal en dit gaat aantoonbaar ten koste van andere vakken als wereldoriëntatie, techniek, culturele vorming e.d. Ook krijgen de sociale competenties van leerlingen te weinig aandacht.
Trainen voor de toets
Ogenschijnlijk heeft deze aanpak succes: het aantal leerlingen op het havo-vwo is aanzienlijk toegenomen. Maar dat is een schijnsucces: tegelijkertijd is het eindniveau voor havo-vwo gedaald. Ook is het aantal zwakke en zeer zwakke scholen de laatste jaren veel kleiner geworden, maar dat betekent doorgaans niet dat de kwaliteit op die scholen daadwerkelijk is verbeterd. De kinderen zijn vooral beter getraind voor de eindtoets.
Een geflatteerde toetsuitslag ligt dus niet aan de toets zelf, maar aan het gebruik, dat wil zeggen aan de waarde die het voortgezet onderwijs en vooral de inspectie hechten aan de scores.
Door de afnameperiode van de Cito Eindtoets te verplaatsen tot vlak voor de zomervakantie wordt zij waarschijnlijk minder interessant als toelatingsexamen voor het voortgezet onderwijs, maar blijft zij nog steeds eenzijdig dè kwaliteitsindicator voor de inspectie.
Opbrengstgericht werken
Nu zijn er onderwijsgoeroes die vinden dat de hele toetsfabriek moet worden afgeschaft. Volgens mij een slecht idee: het kind wordt met het badwater weggegooid. Juist toetsen zijn bedoeld om een of twee keer per schooljaar de leervorderingen van kinderen vast te stellen en voor de leerkracht een geschikt hulpmiddel om het onderwijs af te stemmen op het niveau van elke leerling. Juist het opbrengstgericht werken heeft de laatste jaren de kwaliteit van het basisonderwijs een stevige impuls gegeven.
En om elk misverstand te voorkomen: de kwaliteit van het onderwijs is meer dan een Citotoets. Elke school heeft ook een pedagogische opdracht: het versterken van de sociale en burgerschapcompetenties bij leerlingen. Het wordt tijd dat de inspectie de kwaliteit van het onderwijs in zijn volle breedte gaat waarderen.
Joop Smits was 15 jaar inspecteur van het onderwijs en doet sinds 2008 onderzoek naar de kwaliteit van het onderwijs. Lees eerdere bijdragen van Smits:
> Voor niet leren lezen bestaat geen excuus
> Onderzoeker Smits: Drie ‘witte’ basisscholen in Brabant echt excellent