REACTIE | Wes Holleman* reageert op een column van Gerard Sanberg, waarin hij zich kritisch uitlaat over de ophef over het niet-toelaten van studenten met autisme tot mbo- en hbo-opleidingen.
De Onderwijsinspectie heeft geen aanwijzingen gevonden dat mbo-opleidingen zich bij hun toelatingsselectie aan directe discriminatie van autistische kandidaten schuldig maken. Maar zij heeft niet onderzocht of er indirecte discriminatie in het spel is. Van indirecte discriminatie is sprake als men te weinig rekening houdt met hun belangen. Wat is te weinig?
Om die vraag te beantwoorden, kunnen we bijvoorbeeld kijken naar de selectieregeling in het hoger onderwijs. In plaats van toelatingsselectie aan de poort kent men daar een selectieve propedeuse. Propedeusestudenten kunnen uit de opleiding worden verwijderd indien zij, gezien hun studietempo, niet geschikt moeten worden geacht voor de opleiding (artikel 7.8b WHW). Maar de wetgever eist dat men daarbij rekening houdt met hun persoonlijke omstandigheden, waaronder hun eventuele lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis (Uitvoeringsbesluit WHW 2008, artikel 2.1). Het uitgangspunt van de hogeronderwijswetgever is dat men zich aan indirecte discriminatie schuldig zou maken als men propedeusestudenten botweg verwijdert op grond van studievertraging die veroorzaakt wordt door hun handicap.
Een tweede voorbeeld van indirecte discriminatie betreft de wettelijke eis dat men passend onderwijs biedt aan gehandicapte studenten, opdat zij de opleiding ondanks hun handicap kunnen doorlopen en voltooien (Wet Gelijke Behandeling HCZ). Tot op heden kunnen de nodige aanpassingen (bv. extra begeleiding) worden bekostigd uit het rugzakje dat gehandicapte aspirant-studenten inbrengen. Weliswaar worden de rugzakjes per 1/1/2015 afgeschaft, maar dat wordt gecompenseerd door een gelijktijdige verhoging van de lump sum van de mbo-instellingen.
Indirecte discriminatie
Volgens de wetgever maakt men zich jegens gehandicapte aspirant-studenten aan indirecte discriminatie schuldig als men niet de moeite neemt zorgvuldig te onderzoeken of aan een ‘potentieel geschikt geachte’ kandidaat redelijke aanpassingen kunnen worden geboden om hem of haar naar het diploma te loodsen. Evenzo maakt men zich aan indirecte discriminatie schuldig als men nalaat de uitkomsten van dat onderzoek schriftelijk en gemotiveerd aan de betrokkene mee te delen.
In het afgelopen jaar hebben gehandicapte mbo-studenten en hun ouders geklaagd over directe en indirecte discriminatie. *) **) De Onderwijsinspectie heeft geen aanwijzingen gevonden dat klachten over directe discriminatie gegrond zijn, maar zij heeft niet gericht gezocht naar aanwijzingen dat gehandicapte kandidaten indirect gediscrimineerd worden. Daartoe had zij nader onderzoek naar de ervaringen van afgewezen kandidaten moeten doen.
*) http://www.netwerkouderinitiatieven.nl/site/e107_files/downloads/knelpunten_passend_onderwijs_mbo.pdf (oktober 2013); zie ook de beleidsreactie daarop: http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ocw/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2013/12/02/kamerbrief-over-knelpunten-passend-onderwijs-mbo.html
**) http://www.startfoundation.nl/autisme (23/10/2013); zie ook de beleidsreactie daarop: http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ocw/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2014/04/28/kamerbrief-over-rapport-onderzoek-bij-vier-instellingen-naar-toelating-van-studenten-met-een-autismespectrumstoornis.html
* Wes Holleman (Onderwijsethiek.nl)
Geboren in 1941; gymnasium-alfa Montessorilyceum Rotterdam. Studeerde sociologie in Utrecht. Was werkzaam als onderwijskundig dienstverlener in het hoger onderwijs, laatstelijk bij het IVLOS (Universiteit Utrecht). In 1993 gepromoveerd op een proefschrift over Studielast en studeerbaarheid. Publiceerde na pensionering een boek onder de titel: Onderwijsethiek, een literatuurstudie over professioneel handelen van docenten in het hoger onderwijs (ook digitaal toegankelijk via de pagina Links: Documenten).
email : hollemanproducties@hetnet.nl