TILBURG | NIEUWS | Ongeveer de helft van de docenten op de scholen van Ons Middelbaar Onderwijs (OMO) is vijftig jaar of ouder. Als zij de komende jaren met pensioen gaan, dan is het risico dat daarmee ook veel kennis en ervaring uit de scholen verdwijnt. De raad van bestuur van OMO is er dan ook veel aan gelegen om deze ontwikkeling goed te laten verlopen.
Dat laat bestuursvoorzitter Eugène Bernard weten naar aanleiding van het recent verschenen jaarverslag 2013. Daarin valt te lezen dat het lerarenkorps van OMO, overigens net als veel andere onderwijsinstellingen, qua leeftijdsopbouw niet in balans is. De vergrijzing domineert het beeld. De vereniging OMO telde in 2013 7043 personeelsleden (docenten en overige medewerkers). In voltijdbanen uitgedrukt is het aantal 5592. In de leeftijdscategorie 51 tot en met 60 jaar gaat het om ongeveer 38 procent, vanaf 61 jaar om 11 procent van het totale personeel.
Het is daarom volgens Bernard van belang dat de scholen er alert op zijn dat de oudere docenten hun rijke kennis en ervaring delen met jongere collega’s. Dat kan bijvoorbeeld door jongere docenten te koppelen aan oudere docenten. Het geld om dat te financieren is beschikbaar. OMO heeft net als de rest van het onderwijs vorig jaar december extra geld gekregen als uitvloeisel van het Haagse begrotingsakkoord. Het gaat bij OMO om een bedrag van ongeveer 18 miljoen euro (eenmalig). Dat geld gaat rechtstreeks naar scholen en is bedoeld voor versterking van het primaire proces: het onderwijs in de klas.
De OMO-scholen hebben de opdracht gekregen om het extra budget dat hen toevalt in een meerjarenbegroting (vier jaar) te verwerken. Ruwweg komt dat neer op 800 euro per jaar per voltijdbaan. Het staat scholen vrij om te bepalen waar ze dat geld voor willen aanwenden, maar als Bernard zijn schoolleiders een advies zou mogen geven, dan zouden ze het budget vooral goed kunnen gebruiken om de generatiewisseling van docenten soepel te laten verlopen.
Invloed
De SP fractie in de Tweede Kamer is onlangs een landelijk meldpunt gestart waar docenten kunnen doorgeven als scholen het budget niet direct aan het onderwijs ten goede laten komen. Maar de bestuursvoorzitter van OMO bestrijdt dat docenten geen invloed hebben op de besteding. Hij wijst erop dat de begroting de MR passeert en daar maken ook leraren deel van uit. De suggestie van de SP dat scholen c.q. besturen onvoldoende inzicht geven in het financiële beleid noemt Bernard ‘flauwekul’. Scholen zijn daartoe wettelijk verplicht, stelt Bernard. “En we doen dat zeer gedetailleerd”.
Uit het jaarverslag blijkt dat OMO er in verschillende opzichten er goed voorstaat. Financieel is de organisatie gezond en staan de indicatoren zoals solvabiliteit op groen. De begroting beloopt inmiddels bijna een half miljard euro. Van de lumpsum die OMO van het rijk ontvangt gaat 95.7% naar het primaire proces (in 2012: 94.6%). Het bedrag dat aan overhead werd besteed nam verder af. Dat was in 2013 19.3% (in 2010 nog 22.1%).
Zwakke afdelingen
De tevredenheid onder de medewerkers is groot, zij beoordelen dat met cijfer 8,2. De examenprestaties van leerlingen zijn beter dan het landelijk gemiddelde. Niettemin zijn er ook zorgen. Bijvoorbeeld over de te lage instroom van universitair geschoolde docenten. Mede daarom gaat OMO het opleiden van leraren binnen de scholen intensiveren. Dat gebeurt in samenwerking met de lerarenopleidingen. En het is nog steeds niet gelukt om alle (zeer) zwakke opleidingen (afdelingen) achter zich te laten.
De inspectie hield in 2013 197 opleidingen (vmbo, havo, vwo) tegen het licht bij OMO. Daarvan kregen er 13 het predicaat zwak. Een vwo-afdeling in Waalwijk kreeg het oordeel zeer zwak. Volgens OMO wordt er hard gewerkt aan verbetering van het onderwijs. De ambitie is namelijk om alle opleidingen op een hoger niveau te brengen dan het basisarrangement (is voldoende). De betreffende afdelingen staan onder verscherpt toezicht van de inspectie.
Een punt van extra aandacht is de krimp van het aantal leerlingen dat zich de komende jaren aandient, vooral in het westen en oosten van Brabant. Voor sommige scholen kan dit op termijn ingrijpende gevolgen hebben met een teruglopend leerlingenaantal van twintig procent of meer. Het afgelopen jaar nam het aantal leerlingen bij OMO overigens nog licht toe van 62.565 in 2012 naar 63.085 in 2013. OMO is het in de sector van het voortgezet onderwijs het grootste schoolbestuur van Nederland.
> Ga hier naar het jaarverslag van OMO