Beroep: onderwijs | Aflevering 5.29
COLUMN | Als je geschiedenisles geeft, vertel je verhalen – al het andere vergeten de leerlingen toch meteen, maar een goed verhaal blijft hangen. Een verhaal staat of valt met de details, dat zijn de krenten in de pap waar ze lang op kauwen. Als geschiedenisleraar ben je de ‘Story’ van honderd of duizend jaar geleden en daar is niks mis mee, heb ik mezelf altijd voorgehouden.
‘Bukshag’ was zo’n detail dat ik opviste uit de honderdduizend bladzijden van Lou de Jongs ‘Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’. Bukshag! Een leuk woord ook. Ik wed dat u het niet kent en daarom zal ik het uitleggen, maar eerst iets anders.
Een maand geleden fietste ik haastig over de burgemeester Brokxlaan, achter het station in Tilburg. Vóór me fietste iemand, en daarvóór ook weer. Die laatste fietser, die dus de eerste was, gooide een sigaret weg die hem blijkbaar niet smaakte – tenminste, hij gooide hem weg terwijl hij nog niet half op was. Hup, weg ermee: in het struikgewas naast het fietspad.
Daarmee veroorzaakte hij bijna een verkeersongeluk. De fietser vóór mij, de tweede in de rij dus, zag die driekwart sigaret door de lucht vliegen, kneep hard in zijn remmen en sprong van zijn fiets. Ik knalde er nét niet bovenop. De impulsieve man zag mij eigenlijk niet, zozeer was hij gefixeerd op zijn buit: gebukt tastte hij in het struikgewas en jawel, daar had hij hem. Hij stak de brandende driekwart sigaret in zijn mond en deed smachtend een diepe hijs. Jaaahhhh: roken kan lekker zijn. Hij zag mij kijken en trok een smoel dat ik niet kon interpreteren. Ik fietste door en bedacht dat dit de eerste keer was dat ik in levende lijve kennismaakte met bukshag.
Bukshag! In de jaren dertig en veertig, dus vóór en tijdens de Tweede Wereldoorlog, rookte iedereen nog gewoon zonder er verder iets van de denken, alsof het goed voor je was. Kanker bestond nog niet, lijkt wel. In de oorlog werden de sigaretten schaars: harde tijden waren dat, vol ontberingen. Maar nood maakt vindingrijk! Arme rokers stonden vaak onopvallend in de buurt van Duitse soldaten, want die hadden wél sigaretten en rookten er vrolijk op los. De peukjes knipten ze weg.
Ha! Peukje! De arme, Hollandse sloebers schoten er op af – en dat werd dus ‘bukshag’ genoemd. Ze verzamelden de peukjes, haalden de onverbrande tabak er uit en draaiden daar nieuwe shaggies van. Ik herinner me dit verhaal zo goed omdat ik het vaak in de geschiedenisles vertelde. Leerlingen griezelden dan: ‘Oh meneer, dat is toch vies? Dat heeft iemand anders al in zijn mond gehad!’
Ja, harde tijden waren dat.
> Vorige aflevering Scheikunde: 4 natuurkunde: 4 wiskunde: 4