An De Moor uit Lokeren is in 2016 in Vlaanderen uitgeroepen tot academica van het jaar. Dat is vooral te danken aan haar inzet om de taalvaardigheid van studenten te vergroten. Ze vindt dat het belang het schrijven met de hand in dit digitale tijdperk onderschat wordt. Een interview met een bevlogen taaldocente die ‘fier is op de Nederlandse taal’.
door Emmanuel Naaijkens
U zat in de jaren zeventig in Gent op een middelbare school die vergelijkbaar is met ons gymnasium. Hoe kijkt u daar op terug?
“Dat was een strenge ‘uniformenschool’, iets wat nog altijd bestaat in Vlaanderen. Het positieve aan uniformen is dat iedereen gelijk is. Het gaat niet om het uiterlijk, maar om de persoon. Op onze school had je bijvoorbeeld ook meisjes uit de bourgeoisie, maar dat kon je aan de kleding niet zien. Er was wel onderscheid in taal. Die leerlingen spraken thuis Frans – we noemen ze franskiljons. Ze keken neer op de Vlaamse meisjes. Zo ben ik me ervan bewust geworden dat taal kan discrimineren. En dat Nederlands een prachtige taal is waar je trots op moet zijn en zorg voor moet dragen.”
Heeft die ervaring invloed gehad op uw latere loopbaan?
“We hadden hele goede leraars Nederlands die ons de liefde wisten bij te brengen voor enerzijds Nederlands als taal en anderzijds als cultuurdrager. Ze brachten mij ertoe om Nederlandse taal en literatuur aan de Universiteit Gent te gaan studeren.”
Het Verbond van Vlaamse Academici heeft u uitgeroepen tot academica van het jaar 2016. Waar heeft u dat aan te danken?
“Het is een blijk van waardering omwille van mijn engagement. Zowel professioneel als in mijn vrije tijd geef ik vaak lezingen en workshops, schrijf ik teksten en pleit ik voor meer taalfierheid, meer taalwaakzaamheid en meer taalzorg. Dat is om veel redenen belangrijk: commercieel, professioneel, maar ook om er voor te zorgen dat in deze moeilijke, globaliserende maatschappij met heel veel uitdagingen zoveel mogelijk mensen zich hier zo snel mogelijk thuisvoelen. Door mensen te helpen zich te integreren bijvoorbeeld: dat gebeurt vooral via taal. Als je dat niet doet, dan komen mensen in een sociaal isolement.”
In Vlaanderen speelt – net als in Nederland – de discussie of het voortgezet onderwijs wel voldoende recht doet aan talenten van álle kinderen. Een meerjarige brugperiode met heterogene klassen zou kinderen meer gelijke kansen geven. Hoe staat u daar tegenover?
“Er is recentelijk door de Vlaamse regering beslist om de schotten tussen de verschillende soorten onderwijs in het eerste jaar VO te laten verdwijnen. Leerlingen van zeer uiteenlopende niveaus zitten dan bij elkaar. Mijn zorg is dat er dan te grote verschillen zijn in een klas waardoor een leraar teveel zou moeten differentiëren. Enerzijds zullen leerlingen die bijvoorbeeld veel nood hebben aan extra taal daar onder lijden. En anderzijds blijven hele goede leerlingen om allerlei redenen – op het vlak van taalvaardigheid bijvoorbeeld – op hun honger zitten.”
Wat moet het onderwijs dan doen?
“Door te investeren in taalbeleid verhoogt een school het beleidsvoerend vermogen. Inzetten op het vergroten van de taalvaardigheid van leerlingen is bovendien essentieel voor studiesucces. Daar draait eigenlijk alles om want er is een direct verband tussen beide. Daarom moet élke leraar er aandacht aan besteden. Ook vakleraren. Dat betekent: taalontwikkelend lesgeven. Er zijn leraren chemie of wiskunde die dan zeggen: maar wij kennen niks van taal. Maar het gaat niet om iets extra’s, wel om een aantal essentiële methodieken die gewoon te maken hebben met goed lesgeven. En nog dit: samenwerking tussen het voorgezet en het hoger onderwijs is even essentieel.”
Taalontwikkelend lesgeven voor vakleraren is toch een open deur?
“Niet voor iedereen. Een mooi voorbeeld is een hogeschool in Hasselt waar een docente wiskunde begon met taalbeleid omdat zij merkte dat de meerderheid van de eerstejaarsstudenten maar niet slaagde voor de starttoets wiskunde. Ze stelde vast dat er twee belangrijke redenen voor waren, namelijk onvoldoende kennis van woordenschat en grammatica. Daardoor losten leerlingen het wiskundig vraagstuk compleet verkeerd op.”
U hebt met de Universiteit Leuven onderzoek gedaan naar de betekenis van het maken van aantekeningen op papier. Wat was het resultaat?
“Het onderzoek bestond eruit dat we een deel van de studenten tijdens een les aantekeningen lieten maken met de hand, een ander deel gebruikte een laptop en de derde groep schreef helemaal niks op. De laatste groep was na een dag een groot deel van de kennis al kwijt, bij de studenten met de laptop verdween die na een week. De studenten die met de hand hadden genoteerd, wisten vijf maanden later nog heel veel van die les. Leerlingen blijken meer te onthouden als ze schrijven. Ze doen dan aan deep level learning. Uit gelijkaardig onderzoek in Australië en Canada blijken trouwens dezelfde resultaten. Er is namelijk een direct verband tussen de handspieren en de hersenen, een soort muscle memory. Daarom mijn oproep aan het voortgezet onderwijs om meer aandacht te geven aan het notuleren met de hand. Leerlingen leren bovendien hun gedachten en de leerstof beter structureren.“
Dus terughoudend zijn met digitale media?
“Onderwijs mag nooit zwart-wit zijn. Je moet variëren en methodes combineren. Niet zeggen: alleen maar iPads of alleen maar schrijven. Dat schrijven op een tablet of laptop alleen maar korte tijd effect heeft, heeft ermee te maken dat in die situatie de leerstof onvoldoende tijd heeft via de handspieren te verankeren in de hersenen.”
Heeft het onderwijs dat ook niet over zich afgeroepen? Er is weinig aandacht voor het leren schrijven van verhandelingen of redeneringen.
“Er is tot hiertoe in het Vlaams VO teveel ingezet op mondelinge taalvaardigheid. De slinger moet meer naar het midden. Het komt voor dat leerlingen een boekbespreking in de vorm van een filmpje mogen maken, of zelfs via een poppenkastspel, maar niet als een ernstige bespreking. Als die leerlingen in het eerste jaar van het hoger onderwijs een verhandeling moeten schrijven, raken ze in paniek. Ze weten niet hoe ze hoe ze hun gedachten op een gestructureerde manier moeten neerschrijven. Samen met de Universiteit Leuven hebben we een digitale schrijftool ontwikkeld om studenten daarbij te helpen. Die is grotendeels ook geschikt voor gebruik in het voortgezet onderwijs én dank zij de Taalunie nu ter beschikking voor iedereen.”
Het tweetalig onderwijs is in Nederland en Vlaanderen in opkomst. Dat begint al bij de kleuters. Is dat een bedreiging voor de Nederlandse taalvaardigheid?
“Dat vind ik een moeilijke discussie. Mijn grootste bezorgdheid is: zijn de leraren die in een andere taal lesgeven daar wel taalvaardig genoeg in? Daar heb ik sterke twijfels bij. Het is ongelooflijk moeilijk om als leraar, als je geen native speaker bent, alle nuances aan te brengen. Je moet die vreemde taal dan tot in de finesses beheersen, anders krijg je een arme huis-tuin-en-keukentaal zonder diepgang. Bovendien ben ik ervan overtuigd dat een degelijke beheersing van het Nederlands noodzakelijk is als fundament om niet alleen meertalig maar ook academisch en professioneel taalvaardig te kunnen worden.”
[Dit interview verscheen in 2016 in VO-magazine]
Over An De Moor (1962)
- Talenbeleidcoördinator hogeschool Odisee & KULeuven campus Gent & Brussel; coördinator internationalisering Odisee; voorzitter Beweging Vlaanderen-EU & Vlaanderen Feest!
- Lid Raad voor Nederlandse Taal en Letteren (Nederlandse Taalunie)
- Ze is namens de Vlaamse regering bestuurslid van de Brakke Grond in Amsterdam.
- Ze zat korte tijd voor de N-VA in de gemeenteraad van Lokeren
- Vice-voorzitter Nederlands-Vlaams Platform Taalbeleid Hoger Onderwijs
De schrijftool is te vinden op http://schrijfhulp.taalunie.org/