COLUMN | BEROEP: ONDERWIJS | Afl. 8.21 | Esther is 15, zit in het examenjaar van vmbo-groen, en praat met haar mentor over een vervolgopleiding. Dat wordt mbo natuurlijk, dat is makkelijk zat, maar welke opleiding?
Esther is dol op paarden. Ze rijdt twee keer per week en brengt ook daarnaast veel tijd door in de manege, als vrijwilligster. Dat is hard werken maar dat maakt haar niet uit: als ze maar met paarden bezig is.
Het is duidelijk wat ze wil: naar de Paardenschool. Haar mentor twijfelt over zijn advies. Hij twijfelt geen moment aan de oprechtheid van haar keuze en is er ook van overtuigd dat zij daar de tijd van haar leven zal hebben en met vlag en wimpel zal slagen – maar dan? Er is nauwelijks betaald werk in de paardenbranche, dus wat is een goed advies? Kan Esther niet beter een opleiding in de zorg gaan doen: daar kan ze ook die zorgdrang kwijt en daar is wél betaald werk in, heel veel zelfs.
In de workshop ‘Onderwijs en arbeidsmarkt’ moesten wij kiezen welk advies wij Esther zouden geven. We waren met veertien collega’s uit het mbo, landelijk goed gespreid (Amsterdam, Friesland, Zwolle, Arnhem. En Tilburg dus.) Vier collega’s kozen voor: Esther, ga naar de zorg! De tien anderen vonden dat zij haar hart moest volgen naar de Paardenschool.
Ik was één van de vier ‘zorg’, dat zal geen verrassing zijn voor collega’s die eerder in deze stukjes hebben gelezen. Ik had een sterk argument, vond ik: het onderzoek van het ROA dat uitwees dat jongeren die een opleiding kiezen met oog op de arbeidsmarkt, er na diplomering beter aan toe zijn: ze hebben vaker werk, vaker werk ook in het verlengde van hun opleiding, ze verdienen meer en zitten beter in hun vel.
Zeg nou zelf: goed argument, toch? Evenwel, het maakte geen enkele indruk op de tien anderen. ‘Volg je hart & doe wat je leuk vindt’, dat is bij veel collega’s toch wel heel nadrukkelijk geland. Enfin, na de discussie vroeg de workshopleider of iemand van mening veranderd was en een beetje pesterig stak ik mijn hand op. Dat verraste iedereen, dus ik had de vloer: ‘Ik had mijn kruisje eerst gewoon wat rechts van het midden gezet, maar nu zou ik het wel rechts van het papier af willen zetten.’
Schaapachtig gelach, maar ja, ik vind wat ik vind (en op goede gronden, vind ik): wij zijn beroepsonderwijs en wij doen onze maatschappelijke verantwoordelijkheid te kort als we studenten hun hobby uit laten leven. Typisch toch, al die verstandige mensen die leerlingen aanraden hun verstand niet te gebruiken.