COLUMN | BEROEP: ONDERWIJS | Afscheidstoernee | De proefwerkweek heeft een nieuw protocol: elk voorblad van een proefwerk bevat nu ook een lijst met toegestane hulpmiddelen. De wiskundedocent heeft in die kolom ingevuld: ‘grafische rekenmachine, geodriehoek, hersens’ .Met dit soort melige grappen weten de leerlingen wel raad. Ik deel de opgaven uit, en meteen de eerste leerling zegt:
‘Ja zeg, dat had ie van tevoren moeten zeggen, dan had ik ze meegenomen.’
De volgende komt langzaam overeind.
Zijn buurman: ‘Ja, dan is er voor jou geen beginnen aan.’
De jongen daarachter, geruststellend: ‘Toegestaan wil niet zeggen dat je ze moet gebruiken.’
De jongen gaat opgelucht weer zitten, maar de klas weet van geen ophouden:
‘Als je een grafische rekenmachine hebt, heb je helemaal geen hersens nodig.’
‘Nee, precies, daarom zit jij hier nog steeds.’
Achter in de klas, sip: ‘Wij hebben thuis maar één stel hersens, en die had onze pa vandaag nodig.’
‘Oh, en dan mocht jij zeker de fiets hebben, vandaag.’
‘Met een fiets kom je ook een heel eind, bij wiskunde.’
‘Niet met die van hem, want die heeft geen licht.’
‘Je mag helemaal geen fiets gebruiken bij dit proefwerk want die wordt niet genoemd.’
‘Wat? Mag je geen fiets gebruiken bij het proefwerk?’
‘Volgens mij worden mensen zonder hersens behoorlijk gediscrimineerd, hier op school.’
Ik, zo ongeveer klaar met uitdelen:
‘Ja, daarvoor is het een school en daarvoor hebben we speciaal een proefwerkweek ingesteld. Koppen dicht en aan het werk.’
Dat doen ze dan natuurlijk, zoveel hersens hebben ze wel. Maar halverwege laait de meligheid toch nog even op. Eerst een serieus verzoek: ‘Meneer, mijn grafische rekenmachine doet het niet. Mag ik die van hem gebruiken?’ Daar reageert een andere leerling op, met een raar miauwstemmetje: ‘Meneer, mijn hersens doen het niet. Mag ik die van hem gebruiken?’ Ik, toch wel bij de tijd: ‘Die van hem? Dan moet je wel echt wanhopig zijn.’