COLUMN | Het is alweer enkele jaren geleden dat ik hen voor het laatst in de klas had, leerlingen van de entreeopleiding. Laten we formeel beginnen. Waar hebben we het over? De site Rijksoverheid.nl zegt het volgende: de entreeopleiding is er voor jongeren zonder een diploma van een vooropleiding. Deze entree-opleiding bereidt jongeren voor op de arbeidsmarkt. Of op doorstroming naar een mbo-2-opleiding. Met de entreeopleiding kunnen leerlingen de belangrijkste vaardigheden ontwikkelen die zij nodig hebben voor een baan. De opleiding duurt 1 jaar.
En nu de praktijk. De groep is klein en dat is maar goed ook. Ze volgen bij mij Nederlands en kunnen een certificaat op mavoniveau halen. Het zijn prima jongens en meisjes, een beetje het hart op de tong, om maar eens een eufemisme te gebruiken. Je kunt er ook maar het best mee in het Openleercentrum (OLC) gaan zitten en iets van een praktische opdracht mee doen. Daar kan iedereen naar hartenlust op de computer werken. Bijvoorbeeld een PowerPointpresentatie maken voor een presentatie. We zijn er nu al twee lessen mee bezig. Ze werken in tweetallen. En ze zijn overwegend gezellig druk. Zeker nu, op vrijdagmiddag.
‘Wij hebben hem al af, meneer,’ zegt Rachelle, een knappe en netjes geklede meid die voor 24 door kan gaan, maar deze week pas 17 is geworden.
‘Oké, dan kun je een brief gaan schrijven,’ zeg ik.
‘Boeien,’ werpt ze me in het gezicht. ‘Ik ben in het Nederlands opgegroeid en zo’n brief schrijven kan ik nu wel.’
‘Dat moet je anders wel op het examen doen,’ probeer ik.
‘Komt goed, meneer,’ zegt de goedlachse Rachelle, die eens zei: ‘Ik heb liever geen vrienden dan dat ik op school zit.’
Het OLC bestaat uit een zestal ronde tafels met vier computers per tafel. Het gaat goed. Ze zijn allemaal lekker bezig. Ik klop de aanwezigheid in Magister, het leerlingenregistratiesysteem, en kijk af en toe op. Ineens, aan een tafel rechts van mij: ‘Hé, rustig aan, schele badmuts!’
Ik loop erheen en sus de onenigheid. Twee jongens zijn bezig met hun onderwerp: de politie. Hun PowerPointpresentatie ziet er prima uit; ze hebben gevoel voor lay-out. Op een van de openstaande computerschermen staat een satirische afbeelding van Vladimir Putin, het Russisch staatshoofd als een bloederige vleermuis.
‘Bloodymir Putin, meneer.’
Sylvie is online een doorstroomformulier aan het invullen. ‘Wat zal ik hier invullen, meneer?’ Ze gaat een opleiding volgen voor dierenverzorgster en weet niet hoe ze haar motivatie moet omschrijven. Ik denk even met haar mee en samen komen we tot een fraaie formulering. Inmiddels rolt er weer een golf aan decibellen door het OLC.
‘Hey, Bloodymir,’ wenkt Ahmed me.
‘Dat doen we niet, Ahmed! Ik heb respect voor jou en jij voor mij!’
‘Sorry, meneer’.
Er staat een man bij het kopieerapparaat, die een stapeltje papieren uit z’n handen laat glijden.
‘Wie is dieje goaperd?’ hoor ik achter me, in het Tilburgse dialect.
Ik houd de lichaamstaal van de man scherp in de gaten, maar ik vang geen signaal op dat hij het heeft gehoord.
‘Dat is onze directeur,’ zeg ik zachtjes.
‘Oh, niets gezegd,’ zegt de leerling, niet zonder schaamte.
Wat komt er terecht van deze jongens en meisjes, zie ik je denken. Dat weet ik niet. Op het eerste gezicht hebben ze straks een achterstand op anderen, maar ze hebben volgens mij op één aspect van het leven ook een voorsprong. Ze hebben geen torenhoge verwachtingen en ze voelen geen hete adem van ouders in hun nek, zo van: jij moet een succes worden! Het is maar een gedachte. De ware statistieken over essentiële zaken van het leven zijn er niet. Als ze gedurende hun levensweg de openheid, eerlijkheid en spontaniteit blijven uitstralen die ik van hen ervaar, dan is er geen reden tot bezorgdheid. We moeten ophouden met denken dat iemand die een leven lang bij de Jumbo moet werken, niet gelukkig kan zijn.
‘Meneer, mag ik eerder weg; ik moet gaan werken,’ zegt Francis.
Francis staat iedere week bij de glazen wand van onze werkkamer op het raam te kloppen en als ik opkijk, werpt ze me een handkus toe. Ik tuit m’n lippen naar haar.
‘Prettig weekend, meneer,’ knipoogt ze naar me.
Ik kijk hoe ze haar jas aantrekt en haar tas pakt. Als ze wegloopt, werpt ze me een blik van waardering toe. Het zijn zulke schatjes, de entreeleerlingen.
En oh ja, ze hebben toch iets gemeen met havo- en vwo-leerlingen: op de OLC-computers zitten ze – als je even niet oplet – ook gewoon voetbal- en kickbokswedstrijden, YouTube-filmpjes en schoenen- en kledingsites te bekijken of ze zitten op hun mobieltje te gamen en appen. Het zijn dus gewoon tieners, niet meer en zeker niet minder.