COLUMN | BEROEP: ONDERWIJS | Afl. 9.5 | De metselaars, de timmerlui, de meubelmakers en de schilders waaraan ik sinds een paar maanden les geef, stellen mij voor verrassingen. Duidelijk zijn! Grenzen trekken! Daar consequent aan vasthouden! Dat houdt iedereen mij voor, waarschijnlijk omdat ze voelen dat dat niet mijn sterkste kant is.
Het is een vorm van luiheid, gebrek aan zelfdiscipline en vergeetachtigheid. Dus hoe pak ik die groepen aan? Nou, gewoon, zoals al mijn andere groepen. Het gaat er altijd meer om wat de leerlingen er over te zeggen hebben, dan wat de leerstof precies volgens het boekje is. Luisteren, dat doe ik veel. Laat ze praten.
De metselaars praten zo hard dat ze twee lokalen verder te horen zijn, vermoed ik. Maakt niet uit of ze tegen de hele groep praten, of dat ze iets tegen mij willen zeggen. Het gaat altijd op steigervolume: boven het lawaai van de betonmolen, radio-drie en het voortrazende verkeer uit.
Iets anders wat ze van de steiger meenemen, is het begroeten van passerende vrouwen. Dat verraste me. Het gebeurde bij twee groepen, en ik heb het nogal verschillend aangepakt. Beide keren werkte het, maar ik heb er gemengde gevoelens over.
De eerste keer was in een lokaal aan de straatkant. Er ging een mooie meid bij de bushalte staan – en ze waren niet meer te houden. Fluiten, op de ruiten bonzen, roepen – ik hád het niet meer. Dus heb ik een grens getrokken, zo kwaad was ik. Ik heb ze gezegd dat ik de eerste die nog zoiets deed, uit de les zou sturen. Dat vinden ze erg, want dan worden ze geschorst en dat krijgen ze die dag niet uitbetaald. Ik was zelf verrast door het onmiddellijke effect van dit dreigement, maar ik had ze er liever van overtuigd dat dat geen soort van gedrag was.
Dat lukte bij de volgende groep wel, min of meer. Dat was in een lokaal dat uitkijkt op de binnenplaats. Op de binnenplaats mag niemand komen dus geen meiden om naar te fluiten. Ha, dat dacht u. Het lokaal heeft grote ramen naar de gang toe. Midden in een uiteenzetting over vooroordelen kwam er een meisje door de gang – en het lokaal was te klein. Ha! Omdat het over vooroordelen ging ben ik er op ingegaan en dat pakte nog goed uit ook.
Wat zij nou dachten dat zo’n meisje daar van vond?
Nou, leuk natuurlijk.
Oh ja, hoe weten jullie dat nou?
Nou, zullen we haar eens binnenhalen en vragen?
Nee natuurlijk, ben je nou helemaal gek, Maar jullie moeten dat wel aan een meisje vragen, gewoon aan een meisje dat je kent. Doe dat nu eens! Vraag eens aan je vriendin, of je zus, of je moeder, hoe dat voelt, als je langs een groepje jongens loopt en je krijgt dat soort opmerkingen over je heen.
Ja, dat vonden ze niet leuk. Zij wilden pret maken en ik maakte er lesstof van. Het werd enigszins ongemakkelijk stil – en op dat moment kwam het meisje terug. De stilte werd drukkend, tot er eentje zei: “Nou, vooruit dan maar, iedereen houdt z’n muil”, en de hele klas zich grinnikend ontspande.
Ze stoten elkaar aan als er een meisje passeert, maar het blijft rustig sindsdien. Dat is wel een overwinning, vind ik.
[In verband met zijn komende pensionering publiceert Gerard Sanberg eerder geschreven columns over het beroepsonderwijs]