GASTOPINIE | Het kabinet Rutte wil prestatiebeloning voor leraren invoeren. De gedachte is dat daarmee de kwaliteit van het onderwijs verbetert. Het kabinet heeft daarvoor eem bedrag van 240 miljoen euro gereserveerd. Een misvatting, aldus Dick te Boekhorst, rector van het Koning Willem ll College. Prestatiebeloning gaat niet werken.
Het maken van onderscheid in prestaties van kenniswerkers zoals leraren is helemaal niet zo gemakkelijk als vaak wordt gesuggereerd. Ik vind dat op onze school het overgrote deel van de leraren goed tot uitstekend functioneert. Financieel discrimineren tussen deze leraren is subjectief en willekeurig, en leidt tot nodeloze onrust op de werkvloer.
Beoordelen is objectiveren, en dat blijkt in de praktijk vooral goed te lukken bij kwantificeerbare prestaties zoals rapport- en examenresultaten. Deze zijn heel belangrijk, ook nu al, maar niet zaligmakend. Van een goede leraar mag je echt meer verwachten: medeopvoeder, baken voor zoekende pubers en luisterend oor bij (persoonlijke) problemen. Deze facetten zullen óf onderbelicht blijven, óf worden gevangen in hoogst arbitraire getallen.
Nog meer bureaucratie
Prestatiebeloning leidt onvermijdelijk tot nog meer bureaucratie. Het onderwijsveld zal eindeloze lijsten gaan produceren waarin per competentie of subcompetentie kruisjes moeten worden gezet (op basis van oordelen van leerlingen, collega’s en/of de baas) bij ‘onvoldoende’, ‘voldoende’ of ‘goed’. Er zullen complexe beslisregels worden opgesteld die bepalen of en in welke mate er extra wordt beloond. Stapels papier zullen heen en weer worden geschoven tussen leraar en leidinggevende. Stapels papier die leraren afleiden van hun werk en die leidinggevenden achter het bureau dwingen. Stapels papier die in wanverhouding staan tot de hoeveelheid te verdelen geld.
De afgelopen jaren is genoegzaam gebleken dat managementmodellen uit het bedrijfsleven niet altijd werken in de publieke sector. Waarom slaan we dan weer deze doodlopende weg in?
Zelfoverschatting en calculerend gedrag
De mens heeft de neiging zijn eigen prestaties te overschatten. Niets menselijks is de leraar vreemd. In een slogan: 80% van de medewerkers is van mening bij de 20% beste medewerkers te behoren. In de praktijk betekent dit dat prestatiebeloning handel in onvrede is: degenen die de beloning krijgen zijn niet blij, omdat zij zonder meer hadden verwacht deze te ontvangen, en degenen die de beloning niet krijgen zijn teleurgesteld.
Waarom slaan we deze doodlopende weg in?
Onderzoek laat ook zien dat prestatiebeloning geen ‘satisfier’ is, maar een ‘dissatisfier’. Ofwel, degenen die de beloning krijgen zullen er niet structureel harder of beter door gaan werken (de meeste leraren zijn intrinsiek erg gemotiveerd). Niet het ontvangen van de beloning, maar het uitblijven daarvan stuurt het gedrag. En dat kan weer leiden tot ongewenst calculerend gedrag, omdat leraren eigenlijk worden ‘uitgelokt’ alleen energie te steken in zaken die (kunnen) worden beoordeeld. Onbedoeld wordt een ‘zesjescultuur’ onder leraren bevorderd, die de aanwezige intrinsieke motivatie uitholt.
Laissez faire, laissez passer?
In mijn optiek zijn de nadelen van prestatiebeloning in het onderwijs dus groter dan de voordelen. Wat te doen? Alles op zijn beloop laten? Welnee, daarvoor is de kwaliteit van het onderwijs veel te belangrijk. Ik pleit ervoor om de eerstelijns managers in het onderwijs dicht op de leraren te organiseren. Zij moeten het klaslokaal in. Lessen observeren, lessen nabespreken, en als het niet goed (genoeg) is, afspraken maken over de verbetering van de kwaliteit van de lessen. Liever 365 dagen feedback, dan een keer per jaar beoordelen.
En ja, als het beoogde resultaat uitblijft, zullen uiteindelijk de school en die leraar afscheid van elkaar moeten nemen. En ja, wat mij betreft zouden het ontslagrecht en de verplichting van de school ten aanzien van het meebetalen aan het wachtgeld versoepeld moeten worden.
Maar dat is niet de kern van mijn betoog, want voor alles is het zaak dat onderwijsmanagers hun rol nemen. Of, in de woorden van Mathieu Weggeman: “assertief optreden naar kenniswerkers die niet meer zo goed zijn in hun vak is een van de belangrijkste taken van de eerstelijnsmanager. Als die het niet doet, doet niemand het.” (Leiding geven aan professionals? Niet doen!, pagina 237).
Dick te Boekhorst is rector van het Koning Willem ll College te Tilburg
► Wilt u reageren? Stuur een mail naar info@onderwijsbrabant.nl
[Deze bijdrage is eerder in een iets gewijzigde versie in het Brabants Dagblad gepubliceerd]