COLUMN | Onze oudste zoon maakte bij voorkeur zijn huiswerk in de huiskamer. Met een schuin oog keek hij naar de tv, nam de telefoon op (mobieltjes waren er nog niet) en hij gaf ongevraagd commentaar als iemand anders in de huiskamer een opmerking maakte.
Ik kon het op een gegeven moment niet langer aanzien en vroeg hem of het niet beter zou zijn als hij op zijn eigen kamer, in alle stilte, aan zijn opdrachten voor school zou werken. Zijn antwoord sloeg mij alle argumenten uit handen: ‘Heb ik ooit een onvoldoende gehaald?’ Nee dus. ‘Nou wat zeur je dan’. Hij slaagde later met vlag en wimpel voor zijn vwo-examen.
Multitasken heet dat, verschillende dingen tegelijk doen. Volgens prof. Wim Veen (hoogleraar educatie en technologie aan de TU Delft) is de huidige generatie daarin een kei. Hij claimt de term Homo Zappiëns gemunt te hebben, jonge mensen die moeiteloos van de ene handeling naar de andere schakelen. Opgegroeid als ze zijn in een virtuele en echte wereld die 7 dagen per week, 24 uur per dag doordendert. Daar moet het onderwijs op inspelen, verkondigt Veen met grote stelligheid.
Grote flauwekul noemt prof. Paul Kirchner (hoogleraar onderwijspsychologie aan de Open Universiteit) het verhaal van zijn collega Veen, onwetenschappelijk, niet op deugdelijk onderzoek gebaseerd. Dat mensen meerdere dingen tegelijk kunnen doen gaat alleen op bij automatische handelingen. Zodra er geconcentreerd gewerkt moet worden blijkt multitasken een illusie. Hij maakt zijn collega nog net niet uit voor kwakzalver.
In het onderwijs zijn de meningen over de vraag of moderne leerlingen ware jongleurs zijn die vijf ballen in de lucht kunnen houden, eveneens verdeeld. Er zijn er die achter de Homo Zappiëns (ook wel Generatie Einstein) aanhollen, en er zijn er die vinden dat het onderwijs zich niet gek moeten laten door de waan van de dag en zich moet houden bij de oeroude leest van de schoenmaker.
Op het onderwijscongres van Avans, op 17 april in Den Bosch, kwam die richtingenstrijd ook even als de eruptie van een vulkaan naar buiten. Karl Dittrich, die een analyse maakte van de stand van zaken in het hbo, liet zich op een gegeven moment ontvallen dat hij niets geloofde van die multitasking-onzin van Wim Veen. Het lokte een spontaan applaus uit van een deel van de zaal, des te opmerkelijker omdat het de enige keer was dat Dittrichs verhaal onderbroken werd. Kennelijk raakte de NVAO-voorzitter met zijn uithaal naar prof. Veen een gevoelige snaar, maar helaas ging hij er niet verder op door.
Is multitasking grote nonsens? Ik zou dat niet zonder meer durven beweren. Ik zie om mij heen mensen werken in een drukke omgeving, waarin ze soms geconcentreerd meerdere handelingen moeten verrichten. Leg maar eens de foto’s van een kantoororganisatie van een halve eeuw geleden en anno 2011 naast elkaar en zie het verschil.
Het probleem met mensen als Veen is dat ze doorslaan. Ze benoemen eigenschappen en verklaren die meteen op een hele generatie van toepassing, alsof iedere jopngere zo in elkaar zit. Lees bijvoorbeeld de onderzoeken van Kennisnet naar ict-gebruik door leerlingen. Daaruit blijkt dat nog lang niet alle jongeren zo digivaardig zijn als trendwatchers ons willen doen geloven.
Laat ik er nog een anekdote tegenaan gooien. Over Simon Vestdijk gaat het verhaal dat hij zijn romans schreef met het geluid van een zoemende stofzuiger op de achtergrond. Juist daardoor kon hij zich optimaal concentreren. Vestdijk heeft de Nederlandse literatuur zo verrijkt met een indrukwekkende reeks boeken. Al moet ik toegeven, ze worden nauwelijks nog gelezen.