INTERVIEW | Ontwikkelingspsycholoog Steven Pont (51) heeft aarzelingen bij passend onderwijs. Het kan pas een succes worden als psychologen en/of pedagogen midden in de praktijk van alledag staan, is zijn stelling.
Tekst: Emmanuel Naaijkens
Er wordt verschillend geoordeeld over de betekenis van passend onderwijs. Hoe kijkt u er tegenaan?
“De uitgangspunten zijn goed, in twee opzichten. Kinderen ervaren op die manier dat elk kind anders is. En het is goed voor sommige leerlingen die nu naar het speciaal onderwijs gaan, maar die misschien beter op hun plek zijn in het regulier onderwijs. Ze groeien dan op met de kinderen in hun eigen omgeving. Maar de praktijk zal moeten uitwijzen of passend onderwijs werkt. Want er zijn ook kinderen die het juist in het speciaal onderwijs goed doen, omdat ze daar geen uitzondering zijn. Als een speciaal kind op een gewone school een buitenbeentje is, dan schiet hij of zij er niets mee op.”
Dat hangt sterk af van de leerkracht.
“Daar zit mijn zorg. Leerkrachten zuchten nu al onder een grote werkdruk. Je kunt niet verwachten dat leerkrachten straks een groot deel van hun aandacht kunnen geven aan die twee of drie speciale kinderen die ze in hun klas krijgen. Zelfs al is het maar één kind. Stel in een groep van 29 kinderen dat er een speciaal kind bijkomt, dan zal het niet zo zijn dat zo’n kind voldoende heeft aan 1/30 van de aandacht van de leerkracht. Dat zal veel meer zijn, dat is de realiteit. Wat dat betreft is passend onderwijs vanachter een bureau bedacht.”
En zijn leerkrachten voldoende geëquipeerd?
“Er zal nog veel gedaan moeten worden aan bijscholing. Ik ben zelf ooit als onderwijzer begonnen en tijdens mijn opleiding op de pabo was er maar zijdelings aandacht voor kinderen met problemen. Er zijn veel leerkrachten die nu vijftien of twintig jaar voor de klas staan, die de deskundigheid missen. Het lijkt er een beetje op dat de beleidsmakers hebben gedacht: een leerkracht moet dat ook kunnen, het zijn toch professionals. Maar dat is een onderschatting van wat het betekent om speciale kinderen in een klas te hebben. Confucius zei al: Wie op zijn tenen loopt, loopt nooit lang. We zullen heel goed de vinger aan de pols moeten houden.”
Maar scholen worden toch niet overspoeld met leerlingen uit het speciaal onderwijs?
“Nee, dat klopt. Maar het is natuurlijk wel zo dat het om kinderen gaat waarvan eerder werd vastgesteld dat die naar speciale scholen met speciaal opgeleide leerkrachten moesten gaan, en daar een speciale aanpak kregen. Die komen nu in een reguliere klas.”
Er is in het verleden misschien wel op teveel kinderen een label geplakt.
“Zeker, er is veel overdiagnosticering. Vroeger had ik een meisje in de klas, Annemarie. Ze was heel verlegen. Iedereen wist dat, maar ze werd geaccepteerd. In deze tijd zou zij met een sociale angststoornis gediagnosticeerd worden en een kanjertraining of rots- en watertraining moeten volgen. We zijn ook wel doorgeschoten.”
‘Er is veel overdiagnosticering’
Er zijn zorgen van ouders van ‘gewone’ kinderen die vrezen dan er minder aandacht is voor hun kind.
“Je hebt in elke klas wat ik noem ‘kantelkinderen’. Dat zijn kinderen die het met extra steun en aandacht net wel redden, maar zich zónder moeilijk staande kunnen houden. Ik kan me indenken dat je als ouder van zo’n kind met argusogen naar de komst van passend onderwijs kijkt.”
U hebt eens geschreven dat een school op de eerste plaats een kennisinstituut is. Hoe verhoudt zich dat tot passend onderwijs?
“Kennisoverdracht is het bestaansrecht van een school. Maar, die opdracht kan alleen maar slagen op een stevig pedagogisch fundament. Dat gaat vooraf aan de didactiek. Als een kind zich niet veilig voelt in de klas of in de relatie met zijn leerkracht, als het niet lekker in zijn vel zit, dan zal de didactische kennis moeilijker beklijven.”
Het al dan niet slagen van passend onderwijs hangt dus sterk af van de leerkracht.
“En die moet daarom goed ondersteund worden. Ik pleit er al jaren voor om aan elke school een ontwikkelingspsycholoog en/of pedagoog te verbinden. Net als een intern begeleider. Haal ze weg uit de ivoren torens van de instituties! Zorg dat ze dicht op de onderwijspraktijk zitten, laat ze deel zijn van het team. Heel toegankelijk voor leerlingen, ouders en leerkrachten. Dan kunnen ze veel beter advies geven op elk kind. Ze zien met eigen ogen wat de omstandigheden zijn. Hoe een kind zich in de klas beweegt, op de speelplaats. We kennen de pedagogische driehoek leerkracht-ouders-kind, laten we daar met passend onderwijs een vierkant van maken door er een schoolpsycholoog en/of pedagoog aan toe te voegen.”
[Dit artikel is eerder geplaatst in Verus Magazine]
> De site van Steven Pont