COLUMN | BEROEP: ONDERWIJS | Afl. 9.3: | In het kader van ‘geschiedenis van de techniek’ vertel ik over de atoombommen op Japan. 6 augustus ‘Little Boy’ op Hiroshima, 9 augustus ‘Fat Man’ op Nagasaki. Dat verhaal kun je spannend verftellen en dat doe ik graag. Als het lukt valt er op het beslissende moment een mooie, ademloze stilte in de klas.
In E2a echter gaat het effect verloren door Maarten die, na mijn aankondiging dat de eerste atoombom om 08.00 uur ’s morgens uit een wolkeloze hemel werd gegooid en 70.000 doden veroorzaakte, met een raar hoog stemmetje dwars door de geschokte stilte kwekt: ‘Sambal bij?’
Maar de geschiedenis gaat verder en in 1949 hielden de Russen hun eerste atoomproef. Daarop begonnen de Amerikanen met de ontwikkeling van een kernbom. Die heeft meer (véél meer) explosieve kracht dan een atoombom. De eerste kernexplosie, in 1953, was ongeveer duizend maal sterker dan de ‘Little Boy’ die op Hiroshima viel.
Vraagt in E2a: ‘ Geeft dat dan ook zo’n paddenstoel?’
Antwoordt Maarten geïrriteerd: ‘Nee, een tulp!’
Die Maarten. Als ik de klas probeer te doordringen van het technisch vernuft dat schuilging achter de eerste stoommachines, smaalt hij: ‘Mwah, die knutselt mijn vader zo een in elkaar.’
Ik, voor een keer ad remmer dan hij: ’Nou, als ik zo naar jou kijk heb ik niet zo’n hoge pet op van wat jouw vader in elkaar knutselt.’
Later in die les gaat het over de Tilburgse textielarbeiders 100 jaar geleden. Ik heb wat bladzijden gekopieerd uit de Arbeidsenquete van 1887 en die gaan er in als koek: Tweeënzeventig uur werken in de week? Zoveel uur heeft een week helemaal niet! Vanaf je dertiende? Ben je nou helemaal gek?
‘He Ahmed, het lijken wel Turken!’
Ahmed: ‘Ik ben geen Turk.’
‘ ’t Lijken wel Marokkanen dan.’
Ahmed: ‘Marokkanen zijn niet gek, die werken geen tweeënzeventig uur in de week.’
In die tijd had je bij ziekte of werkloosheid gewoon pech: niet werken geen inkomen.
‘He meneer, hadden ze toen nog geen sociale dienst?’
‘Nee’, roept Ahmed spontaan, alsof hij een vanzelfsprekende samenhang onthult, ‘Er waren ook nog geen buitenlanders toen.’
Ik ben de enige die hardop in de lach schiet. De klas kijkt me verbaasd aan.
Het verhaal van de kruikenzeiker (als het waar is) speelt ook in die tijd. De meeste leerlingen kennen het alleen van carnaval, dus ik vertel kort wat het inhield: voor de bewerking van wol was ammoniak nodig, een stof die in ochtendurine zit. Het verhaal gaat dat de arbeiders ’s morgens een kruik met ochtendpies meebrachten en die in een ton leegden: plons. Kregen ze een stuiver voor!
Ongeloof in de klas. En hilariteit. Naar de fabriek wandelen met een kruikje pies. Maarten: ‘ Nou, dat verrekte ik toch hoor.’
Zijn buurman: ‘Och, die zeik van jou, daar kunnen ze toch niks mee.’
Maarten, verontwaardigd: ‘Wat is er mis met mijn zeik?’
Buurman: ‘Nou, ik zou ‘m niet moeten.’