ACHTERGROND | Scholen profileren zich met extra aanbod en ouders blijken bereid daarvoor te betalen. Is het standaardonderwijs te sober? Inclusief een reactie van onderwijseconoom prof. Borghans.
In oktober 2011 koos in Amsterdam de klipper Regina Maris het zeegat. Aan boord 34 vwo-leerlingen die een half jaar het Caribisch gebied doorkruisen. Met toestemming van de Onderwijsinspectie want de leerlingen doen mee aan School at Sea. Gedurende de reis volgen ze het reguliere vwo-programma.
School at Sea is in tweeërlei opzicht interessant. Het laat zien dat er een kennelijke behoefte is bij leerlingen en ouders aan een onderwijsaanbod dat verder gaat dan wat standaard is. En dat de kosten, ruim 2800 euro per maand, geen beletsel zijn.
Deze varende school is een uitzonderlijk project, maar de bereidheid bij ouders om voor een verrijkend onderwijsprogramma te willen betalen staat niet op zich. En dat gaat verder dan de gebruikelijke ouderbijdrage. De Vrije Scholen (zoals in Tilburg, Den Bosch en Uden) vragen al sinds jaar en dag financiële steun van de ouders voor extra activiteiten die niet door de overheid vergoed worden. Zoals het typische Vrije Schoolvak euritmie. De bijdrage kan, naar gelang het inkomen, per kind wel meer dan duizend euro per jaar zijn.
Vrijwillige bijdrage
“Niemand is verplicht om te betalen, het is echt vrijwillig. We weigeren geen kinderen als ouders niet kunnen of willen betalen”, benadrukt Ladja Jiran, directeur van Vrije School Tiliander in Tilburg. Maar het kost de school geen moeite om de bijdragen te innen. “De ouders zien de meerwaarde in van extra activiteiten en hebben dat graag over voor hun kind.”
Ook de sterke groei van huiswerkinstituten en examentrainingen duidt erop dat ouders graag investeren in de toekomst van hun kinderen.
De Antonius Abtschool in Engelen kwam twaalf jaar geleden in het nieuws omdat ze ouders een bijdrage van 50 gulden vroeg om een extra leerkracht aan te kunnen stellen. [Zie kader]. Nu kent de school een vrijwillige ‘kwaliteitsbijdrage’ van 40 euro. “Daar kunnen we onder andere een plusklas voor meerbegaafde kinderen voor inrichten”, zegt directielid Peter Sonnenberg. “De overheid geeft wel geld voor begeleiding van leerlingen aan ‘de onderkant’, maar niet voor hele slimme kinderen die aangepast onderwijs nodig hebben.”
Leonardoklassen
Dat is waar de Leonardoklassen nu mee worstelen. In 2007 ontstaan omdat hoogbegaafde leerlingen op de gewone basisschool veel te weinig aan hun trekken kwamen en vaak onderpresteerden. Sommige scholen namen dit (dure) Leonardo-concept over en betaalden dat uit hun reserves of met steun van sponsors. Maar in deze economisch gure tijden is dat niet vol te houden. Er zijn daarom al scholen die noodgedwongen een vrijwillige, forse bijdrage van de betrokken ouders vragen. En die blijken, zoals in Zeeland, bereid om de portemonnee te trekken.
In politiek Den Haag ligt dat begrijpelijk erg gevoelig. Het raakt een principieel punt: In Nederland is het funderend onderwijs gratis, behoudens een beperkte vrijwillige bijdrage. Pieter Hendrikse, lid van de raad van bestuur van Ons Middelbaar Onderwijs, kan zich die huiver voorstellen. “We willen dat het onderwijs voor iedereen toegankelijk is, er mogen geen drempels worden opgeworpen. Dat is een groot goed.”
Concurrentie
Maar aan de andere kant ziet hij dat scholen zich willen profileren met een aanbod van extra activiteiten. Ouders blijken daar ontvankelijk voor te zijn omdat ze willen dat hun kind zich optimaal ontplooit. En dat ouders daar voor willen betalen is ook Hendrikse niet ontgaan. Illustratief noemt hij de vrijwillige ouderbijdrage. OMO besloot in 2004 de bijdrage af te schaffen. “We dachten dat dit de concurrentiepositie van onze scholen zou verbeteren. Maar dat bleek niet het geval. Ouders hadden geen moeite om te betalen voor extra voorzieningen. Onze concurrenten konden zich, dankzij die bijdrage, profileren.”
En dat profileren doen vooral middelbare scholen volop. Met bijvoorbeeld bètatechniek, cultuur, sport, hoogbegaafdheid, extra begeleiding, innovatieve concepten, research-vwo en Tweetalig Onderwijs (TTO). Het Maasland College in Oss was een van de eerste scholen die op havo en vwo met Engelstalig begon. Het bleek een schot in de roos. “Ouders zien dat hun kinderen dan meer kansen hebben in het hoger onderwijs”, zegt conrector Frans Arts.
De school vraagt voor TTO een vrijwillige bijdrage van ongeveer 1500 euro over de hele schooltijd. Dat is hoofdzakelijk voor uitwisselingen, excursies en het Cambridge-examen. Arts kan zich niet herinneren dat ouders daar een punt van maakten. Sterker nog, hij vermoedt dat ouders wel voor meer extra’s zouden willen betalen als ze denken dat het in het belang van hun kind is.
____________________________________________________________________________
Hoogleraar Borghans : Tijd voor debat over uitgaven
Prof. Lex Borghans van de Universiteit Maastricht, gespecialiseerd in onderwijseconomie en lid van de Onderwijsraad, heeft ook de indruk dat ouders meer bereid zijn in de buidel te tasten voor extra aanbod van school. Maar hij kan dat niet met cijfers onderbouwen, er is geen onderzoek naar gedaan. “In Nederland hebben we een systeem waarin alle kinderen vergelijkbaar onderwijs krijgen. Dat gaat goed als het door de meeste ouders als een prima aanbod wordt gezien, maar nu zie je dat het onderwijs, mede door de bezuinigen, soberder wordt.”
De hoogleraar stelt vast de burgers tegelijkertijd steeds welvarender zijn geworden. “Het is logisch dat als ze meer uitgeven aan vakantie en auto’s, ook meer zouden willen besteden aan het onderwijs van hun kinderen. De trend dat meer ouders iets extra’s willen, is een signaal dat wat de overheid biedt en wat ouders wensen niet meer spoort.”
De overheid zal zich daarom volgens prof. Borghans fundamenteel moeten bezinnen op de uitgangspunten van het onderwijs. “Je zou kunnen overstappen op een model waarbij de overheid een kernpakket bekostigt en scholen zelf extra activiteiten aanbieden waar ouders een bijdrage voor betalen”, zegt Borghans hardop denkend. “Of je kunt vasthouden aan het idee van hetzelfde onderwijs voor alle kinderen. Het aanbod zal dan aangepast moeten worden aan de veranderende wensen van ouders.” Maar dat betekent volgens de hoogleraar dat de overheid een groter deel van het bruto nationaal product aan onderwijs uit moet geven, zoals tot in de jaren tachtig het geval was. “Hoe dan ook, we zullen daarover het debat moeten aangaan.”
_____________________________________________________________________________
Angst voor tweedeling
In de zomer van 1999 kreeg het bestuur van de basisschool Antonius Abt (toen nog gevestigd in Bokhoven, nu in Den Bosch) een lumineus idee om het onderwijs een flinke kwaliteitsimpuls te geven. Met een ouderbijdrage van vijftig gulden kon de school een extra leerkracht aantrekken. Daarmee zou de groepsgrootte in de bovenbouw van 34 leerlingen fors omlaag kunnen. De ouders reageerden over het algemeen positief op het plan, maar de buitenwereld dacht daar heel anders over. Politiek, vakbonden en commentatoren vielen over de school heen. Kamerleden voorzagen een tweedeling van rijke en arme scholen, van het ontstaan van elitescholen.
Ruim tien jaar later herhaalde zich de geschiedenis. De ouders van een basisschool op het Groningse platteland wilden 200 euro per jaar betalen om een extra leerkracht aan te kunnen trekken. Het was tevens een poging om de kleine school overeind te houden. Opnieuw boze Kamerleden en kritiek in de media. Minister Van Bijsterveldt liet weten: Het is niet tegen de wet, maar we hebben het liever niet. Bovendien, aldus de minister, is het geld van de overheid toereikend om kwalitatief goed onderwijs te bieden. Vanwege de golf van kritiek zag de school af van het plan.
> Lees ook Prof. Paul Frissen: ‘Laat ouders vrij om in school te investeren’